ECLI:NL:RBDHA:2024:17537
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met verwijzing naar verantwoordelijkheidsstaat
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker had op 21 augustus 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen. De minister stelde dat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, wat leidde tot het indienen van beroep door de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 21 oktober 2024, samen met een andere zaak. Tijdens de zitting waren de verzoeker, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig. Na het sluiten van het onderzoek ter zitting, heeft de rechtbank op dezelfde dag uitspraak gedaan in de andere zaak, waarbij het beroep ongegrond werd verklaard. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.