ECLI:NL:RBDHA:2024:17534
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens termijnoverschrijding in belastingzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de invorderingsrente die door de Belastingdienst was opgelegd. Dit bezwaar werd door de ontvanger van de Belastingdienst op 9 november 2023 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 12 september 2024 is eiseres verschenen, bijgestaan door een gemachtigde, terwijl de Belastingdienst vertegenwoordigd was door twee ambtenaren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift van eiseres op 30 december 2022 was ingediend, maar dat dit pas op 14 juni 2023 door de Belastingdienst was ontvangen. De termijn voor het indienen van het bezwaar eindigde op 3 januari 2023, waardoor het bezwaar te laat was. Eiseres stelde dat zij tijdig bezwaar had gemaakt en dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. De rechtbank concludeerde dat de ontvanger het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften en de gevolgen van termijnoverschrijding. De rechtbank heeft de relevante bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast om tot haar oordeel te komen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.