ECLI:NL:RBDHA:2024:17451

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.18157
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van gezinshereniging en nareis met betrekking tot minderjarig kind

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van artikel 8 van het EVRM. Eiser, een Afghaanse minderjarige, verzocht om hereniging met zijn moeder in Nederland. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvragen afgewezen op basis van onvoldoende bewijs van eisers identiteit. De rechtbank heeft de zaak op 11 september 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de minister aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat eiser zijn identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt, ondanks DNA-onderzoek dat zijn relatie met referent bevestigt. De rechtbank wijst erop dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de documenten die eiser heeft overgelegd, niet voldoende zijn om zijn identiteit vast te stellen. De tegenstrijdige verklaringen van eiser en zijn moeder over zijn naam en geboortedatum hebben bijgedragen aan de beslissing van de minister. De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvragen om een mvv op goede gronden heeft afgewezen, en verklaart het beroep ongegrond. De afwijzing van de mvv blijft in stand, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.18157

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A.C. Pool),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van 20 december 2021 om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van artikel 8 van het EVRM voor verblijf van minderjarig kind bij ouder bij zijn moeder [naam 1] (referent) en de afwijzing van de aanvraag van 14 januari 2022 om een mvv in het kader van nareis bij referent.
1.1.
De minister heeft deze aanvragen beide met het besluit van 27 oktober 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 29 maart 2024 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. Referent was ook aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvragen om een mvv. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. De minister heeft de aanvragen om een mvv op goede gronden afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het bestreden besluit
4. Eiser stelt dat zijn naam [naam eiser] is, dat hij is geboren op [geboortedatum 1] 2004 en dat hij de Afghaanse nationaliteit heeft. Hij wil herenigd worden met zijn moeder (referent).
5. De minister heeft de aanvragen afgewezen, omdat eiser geen documenten heeft overgelegd die zijn identiteit (naam, geboortedatum en gestelde minderjarigheid) aannemelijk maken. Hoewel uit DNA-onderzoek blijkt dat eiser de zoon is van referent, is dat onvoldoende om eisers volledige identiteit aannemelijk te maken. Eisers identiteit blijft onduidelijk na onderzoek. Referent is namelijk in 2019 met een visum naar Nederland gekomen en heeft tijdens die procedure gegevens over haar kinderen verschaft, maar zij heeft eiser daarbij niet genoemd. Eiser wordt ook niet genoemd in een verklaring van erfrecht van zijn vader. Verder hebben referent, haar zoon [naam 2] en eiser zelf tijdens de gehoren tegenstrijdig en onduidelijk verklaard over eisers identiteit. Om die reden heeft de minister geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van nareis. Eiser komt ook niet in aanmerking voor een ambtshalve mvv-verlening op grond van artikel 8 van het EVRM omdat de feitelijke gezinsband niet kan worden vastgesteld. Om de feitelijke gezinsband te kunnen beoordelen is van belang hoe oud eiser was ten tijde van zijn asielaanvraag. Nu zijn identiteit – waaronder zijn leeftijd en gestelde minderjarigheid – niet aannemelijk is gemaakt, heeft de minister dit niet kunnen beoordelen.
Heeft de minister ten onrechte eisers identiteit niet aannemelijk geacht?
6. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte zijn identiteit niet aannemelijk heeft geacht. De minister heeft namelijk onvoldoende rekening gehouden met de informatie die beschikbaar is over Afghanistan en de mogelijke oorzaken voor onduidelijkheden over zijn identiteit. Eiser stelt voorop dat het feit dat er verschillende namen voor hem worden gebruikt niet ongebruikelijk is in Afghanistan. [2] Verder erkent eiser dat er op verschillende punten niet duidelijk is verklaard door hem en zijn gezinsleden als het gaat om zijn naam en geboortedatum. Hij meent echter dat deze onduidelijkheden voortkomen uit hoe de situatie in Afghanistan is als het gaat om de wijze waarop namen en ook geboortedatum (beperkt) worden geregistreerd. Uit alle beschikbare landeninformatie volgt dat er een zeer beperkt systeem van registratie van geboortes bestaat. [3] Daarom kan er onduidelijkheid bestaan over de precieze geboortedatum van een kind. Verder had de minister meer gewicht moeten toekennen aan de omstandigheid dat hij alle beschikbare documenten heeft overgelegd en zelf DNA-onderzoek heeft laten verrichten. De familieband die met het DNA-onderzoek is vastgesteld vormt namelijk een onderdeel van zijn identiteit (als zoon van zijn moeder) en had daarom ook moeten worden betrokken bij de beoordeling van zijn identiteit. Tot slot heeft de minister ten onrechte niet aannemelijk geacht dat eiser de minderjarige zoon is van referent en dat er sprake is van een feitelijke gezinsband. De inhoud van de verklaringen van eiser en zijn gezinsleden bieden daar voldoende ruimte voor.
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat de identiteit van de aanvrager, waaronder naam en geboortedatum, van belang is bij de beoordeling van een aanvraag om nareis of gezinshereniging. De rechtbank is het met de minister eens dat eiser zijn identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft namelijk geen documenten overgelegd die zijn identiteit aantonen. Eiser heeft een tazkera overgelegd, maar dit document is door Bureau Documenten vals bevonden. Met de overgelegde kopie van een geboorteakte kan eiser zijn identiteit ook niet aannemelijk maken, omdat de minister niet kan onderzoeken of het een kopie van een echt document is.
6.2.
Eiser heeft wel, met een rapport van DNA-onderzoek, aangetoond dat hij de zoon is van referent. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister hier echter voldoende rekening mee gehouden. De uitkomst van dat DNA-onderzoek maakt niet dat de volledige identiteit van eiser is aangetoond. Tot de identiteit van een persoon behoren namelijk ook diens naam en geboortedatum en die volgen niet uit de uitslag van het DNA-onderzoek. Zeker nu eiser zich erop beroept dat hij als minderjarige zoon van zijn moeder recht heeft om met haar herenigd te worden, zijn deze gegevens van groot belang. De minister heeft eiser vanwege de uitkomst van het DNA-onderzoek echter wel in de gelegenheid gesteld om zijn identiteit alsnog te onderbouwen in een gehoor en zijn aan referent tijdens een hoorzitting vragen gesteld over de identiteit van eiser. Daarmee is de minister, vanwege de uitkomst van het DNA-onderzoek, aan eiser tegemoetgekomen omdat hij ondanks het overleggen van een vals document tóch verder onderzoek heeft aangeboden.
6.3.
De door eiser en referent afgelegde verklaringen hebben de minister echter geen aanleiding gegeven om de volledige identiteit van eiser aan te nemen. De rechtbank volgt dit oordeel van de minister. De minister heeft er op gewezen dat referent meermalen heeft verklaard over haar kinderen. Eerst toen zij in 2019 een visum vroeg voor familiebezoek in Nederland, later toen zij in Nederland asiel vroeg en uiteindelijk bij de huidige aanvragen en procedure. De minister werpt terecht tegen dat zij daarbij zeer tegenstrijdig heeft verklaard.
6.3.1.
De aanvraag van een visum in 2019 werd in eerste instantie afgewezen waarna referent bezwaar heeft gemaakt en een vragenlijst is ingevuld. Daarop is ingevuld dat eiseres vier kinderen heeft: [naam 3] (geboren op [geboortedatum 2] 1991), [naam 4] (geboren op [geboortedatum 3] 2002), [naam 5] (geboren op [geboortedatum 4] 1998) en [naam 2] (geboren op [geboortedatum 5] 1990), die in Nederland woont en bij wie referent op bezoek wilde komen. De minister heeft terecht tegengeworpen dat de naam [naam eiser] als kind van referent hier niet is genoemd. Evenmin is een kind genoemd dat is geboren op [geboortedatum 1] 2004. Eiser zelf kon in zijn gehoor ook geen verklaring geven voor de verschillende doorgegeven geboortedata.
In de visumbezwaarprocedure is verder een kopie van een erfrechtverklaring van 27 juli 2015 overgelegd. Dit document vermeldt een kind met de naam [naam 5] dat in 2011 elf jaar oud is en een kind met de naam [naam 4] dat in 2011 zes jaar oud zou zijn. Er wordt in dit document dus evenmin een [naam eiser] genoemd. Verder is in die bezwaarprocedure meermaals expliciet genoemd dat referent één minderjarige zoon heeft. Dit volgt ook uit de ingevulde vragenlijst en de erfrechtverklaring. In de huidige aanvragen is echter vermeld dat ze twee minderjarige zoons heeft, eiser en zijn gestelde broer [naam 5].
6.3.2.
Dat deze onduidelijkheid het gevolg zou zijn van het feit dat iemand in Afghanistan onder verschillende namen bekend staat, en dat eisers officiële naam [naam 4] is en [naam eiser] een roepnaam, heeft de minister niet hoeven volgen. Tijdens de asielaanvraag heeft referent namelijk verklaard dat ze kinderen heeft achtergelaten, waaronder een zoon die [naam 4] heet van achttien jaar oud en een zoon genaamd [naam eiser] van vijftien jaar oud. Die zijn dus niet dezelfde persoon. Verder heeft de minister referent tijdens een hoorzitting op 19 september 2023 vragen gesteld over de wisselende verklaringen die ze over [naam eiser] heeft afgelegd. De zoon van referent, [naam 2], was hier ook bij aanwezig. De hoormedewerker heeft referent gevraagd waarom zij tijdens de asielprocedure de naam van haar zoon [naam 3] niet heeft genoemd. Hierop heeft referent geantwoord dat zij wel zijn naam heeft genoemd, maar dat de tolk het misschien niet goed heeft opgeschreven. Referent geeft vervolgens aan dat [naam 3] echte naam [naam 4] is, maar dat ze hem [naam 3] noemt. [4] Vervolgens gaf referent desgevraagd aan dat ze zeker wist dat [naam 3] en [naam 4] dezelfde personen zijn. [5] Verder heeft referent verklaard dat [naam 5] en [naam eiser] vaste namen zijn, maar dat ze [naam eiser] soms ook [naam 6] noemt. [6] Na een pauze verklaarden referent en haar zoon [naam 2] dat [naam eiser] en [naam 4] dezelfde personen zijn, dat hij het liefst [naam eiser] genoemd wil worden en dat referent hem elk jaar tot anderhalf jaar anders noemt. [7] Referent heeft hiermee geen uitleg gegeven waarom ze niet eenduidig antwoord kan geven op de vragen over de namen en leeftijd van haar kinderen. De verschillen zijn erg groot en moeilijk te rijmen. Tijdens zijn gehoor van 24 januari 2024 heeft eiser deze tegenstrijdigheden over zijn naam en geboortedatum niet kunnen verklaren. Op de vraag of zijn familie hem wel eens anders noemt dan [naam eiser], antwoordt eiser dat zij hem soms wel anders noemden, maar dat hij niet kon herinneren welke namen dat waren. Het zou volgens eiser lijken op de naam van ‘[naam 2]’ of ‘[naam 7]’. Eisers officiële naam is volgens hem zelf [naam eiser]. [8] Eiser had verder geen verklaring voor het feit dat bij de visumaanvraag niet zijn officiële naam is vermeld. Dat eiser niet meer wist hoe zijn moeder hem precies noemde, hoefde de minister niet te overtuigen.
6.3.3.
Daar komt bij dat referent eerst heeft verklaard dat [naam eiser] geen sociale media gebruikt en niet op Facebook zit. Haar zoon [naam 2] bevestigde dit en gaf verder aan dat [naam eiser] ook niet onder een andere naam een Facebookaccount heeft. Pas nadat de hoormedewerker een Facebookpagina onder de naam [naam 4] met de (profiel)foto van [naam eiser] had laten zien, gaf [naam 2] aan dat hij wel via Facebook contact heeft met [naam eiser]. [9] De minister mocht uit deze verklaringen opmaken dat referent en haar zoon [naam 2] de minister hebben geprobeerd te misleiden over het contact met [naam eiser] en diens naam. Eiser zelf ontkende tijdens zijn gehoor dat hij een Facebookpagina onder de naam [naam 4] gebruikt, en suggereerde dat zijn stiefvader en diens familieleden de Facebookpagina hebben aangemaakt. Dit is niet te rijmen met de verklaring van [naam 2] dat hij met [naam eiser] contact onderhoudt via de Facebookpagina met de naam [naam 4]. De enkele verklaring van eiser dat anderen namens hem berichten sturen op Facebook geeft onvoldoende uitleg over de verschillende verklaringen over het Facebookaccount. [10] Concluderend hebben eiser en referent geen opheldering kunnen gegeven over de genoemde tegenstrijdigheden. Daarom is de rechtbank met de minister van oordeel dat er geen aanleiding is om na de gehoren de volledige identiteit van eiser aan te nemen.
6.4.
Gelet op het voorgaande heeft eiser zijn identiteit niet aannemelijk gemaakt. Die informatie, en zeker ook zijn gestelde minderjarigheid, is wel nodig om een mvv af te geven in het kader van gezinshereniging en nareis. Om die reden heeft de minister de aanvragen dan ook niet ten onrechte geweigerd.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en de afwijzing van een mvv in het kader van verblijf van minderjarig kind bij ouder en de afwijzing van een mvv in het kader van nareis in stand blijven. De minister hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Australische Refugee Council, ‘Documentation Problems for Asylum Seekers and Refugees from Afghanistan’, oktober 2021.
3.Ambtsbericht Afghanistan juni 2023, pagina 62 e.v.
4.Verslag hoorzitting nareis 19 september 2023, pagina 8.
5.Verslag hoorzitting nareis 19 september 2023, pagina 8-9.
6.Verslag hoorzitting nareis 19 september 2023, pagina 9.
7.Verslag hoorzitting nareis 19 september 2023, pagina 10.
8.Verslag hoorzitting nareis 24 januari 2024, pagina 11.
9.Verslag hoorzitting nareis 19 september 2023, pagina 11.
10.Verslag hoorzitting nareis 24 januari 2024, pagina 12.