Op 3 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming over een minderjarige die ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De moeder van de minderjarige kampt met verslavingsproblematiek en is niet in staat om de zorg- en opvoedtaken adequaat uit te voeren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat voorspelbaarheid, veiligheid en stabiliteit essentieel zijn voor de ontwikkeling van de minderjarige, maar dat de moeder momenteel niet in staat is om deze voorwaarden te bieden. De minderjarige verblijft feitelijk bij zijn tante, terwijl de moeder hulpverlening dient te volgen om haar problematiek aan te pakken. De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden. De kinderrechter heeft deze verzoeken toegewezen, met de overweging dat de moeder recentelijk ambivalent is geweest over de uithuisplaatsing en dat er geen mogelijkheden zijn voor een vrijwillige uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met de nadruk op de noodzaak van hulpverlening voor de moeder en de ontwikkeling van de minderjarige.