In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 15 februari 2024 een beschikking gegeven inzake de vervangende toestemming voor de aanvraag van een Bulgaars paspoort voor een minderjarige. De moeder, die alleen het gezag over het kind heeft, verzocht de rechtbank om toestemming voor de paspoortaanvraag, aangezien de vader geen bekende woon- of verblijfplaats heeft en niet op de oproep is verschenen. De minderjarige, geboren in 2012, heeft de Bulgaarse nationaliteit, en de moeder heeft de Bulgaarse nationaliteit, terwijl de vader een onbekende nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen, omdat het kind zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de Bulgaarse Familie Codex, die vereist dat voor de aanvraag van een reisdocument toestemming van beide ouders nodig is, zelfs bij eenhoofdig gezag. Aangezien de vader sinds 2016 onbereikbaar is voor de moeder en het kind, en er geen verweer is gevoerd, heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek van de moeder moet worden toegewezen. De rechtbank verleent toestemming aan de moeder, welke toestemming die van de vader vervangt, en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Deze beslissing is genomen door kinderrechter mr. H.M. Boone, bijgestaan door griffier E. Verweij-Steen.