Op 10 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking uitgesproken in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor zes maanden. De Raad verzocht om deze maatregelen omdat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Hij vertoont problematisch gedrag, waaronder emotieregulatieproblemen, agressie, en schoolverzuim. De moeder is belast met het ouderlijk gezag, maar is onvoldoende in staat om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de thuissituatie niet langer houdbaar is en dat een uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de minderjarige. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is op schrift gesteld op 24 oktober 2024.