ECLI:NL:RBDHA:2024:17419

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.838
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Chinese nationaliteit op basis van onvoldoende bewijs voor vervolging bij terugkeer naar China

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 22 oktober 2024, wordt het beroep van eiser, een Chinese nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 2 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 18 december 2023 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de minister geen nieuw voornemen hoefde uit te brengen, omdat de feiten en omstandigheden niet anders zijn beoordeeld of gewogen. De minister heeft de asielmotieven van eiser geloofwaardig geacht, maar concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar China problemen zal ondervinden.

Eiser heeft in zijn asielrelaas aangegeven dat hij in 2012 in China in aanraking kwam met VPN-software en sindsdien anoniem het gebruik ervan heeft gepromoot. Hij vreest bij terugkeer in China opnieuw door de autoriteiten te worden opgeroepen en beschuldigd van het gebruik van VPN. De rechtbank stelt vast dat eiser in het verleden geen ernstige problemen heeft ondervonden van de autoriteiten en dat hij in 2022 China legaal heeft kunnen verlaten. De rechtbank oordeelt dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar China problemen zal ondervinden.

De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen als ongegrond. Eiser wordt niet aangemerkt als politiek activist, omdat hij sinds 2012 zijn politieke overtuiging zelden heeft geuit. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.838
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. J.A. Pieters),
en
de Minister van Asiel en Migratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister,
(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag Eiser heeft op 2 mei 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het besluit van 18 december 2023 (het bestreden besluit) deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft bij brief van 9 september 2024 de minister verzocht te reageren op de door eiser op 24 juli 2024 ingediende producties.
1.3.
De minister heeft op 11 september 2024 gereageerd op de hiervoor vermelde brief van de rechtbank
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, G.S. Nie als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser heeft de Chinese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1978. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser kwam 2012 in China in aanraking met software over VPN. Hij merkte daardoor dat de berichtgeving in China verschilde met de berichtgeving in het buitenland. Eiser is toen in China begonnen met het promoten van het gebruik van VPN. Hij deed dit anoniem via verschillende online platforms waaronder [online platvorm] . In 2014 ging eiser bij een bedrijf werken en daarom had niet zoveel tijd meer om deze VPN-activiteiten voor te zetten. Hij maakte daarom een automatisch antwoord aan in zijn e-mail, waarbij informatie automatisch werd verstuurd en heeft sindsdien geen actieve activiteiten in het kader van VPN verricht. In 2021 is eiser twee dagen lang op het politiebureau verhoord over het gebruik van VPN in 2012. Op 6 april 2022 is eiser vertrokken uit China. Hij vreest bij terugkeer om opnieuw door de politie te worden opgeroepen en te worden beschuldigd van gebruik van VPN.

Het bestreden besluit

5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Het gebruik en promoten van VPN in China.
De minister acht beide relevante elementen geloofwaardig, maar vindt dat eiser niet voor bescherming in Nederland in aanmerking komt omdat de elementen onvoldoende zwaarwegend zijn. Anders dan in het voornemen meent de minister in het bestreden besluit dat sprake is van een politieke overtuiging. De minister vindt dat uit eisers verklaringen niet blijkt dat hij vanwege zijn politieke overtuiging vreest voor vervolging. Eiser heeft na het in 2012 promoten van VPN in China nog ruim tien jaar zonder enige problemen in China verbleven. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer problemen zal ondervinden vanwege de VPN-activiteiten. Hij is slechts eenmaal door de autoriteiten bevraagd en heeft tijdens dit verhoor geen onmenselijke behandeling meegemaakt en is daarna vrijgelaten. Bovendien heeft eiser deze activiteiten op anonieme wijze verricht en hield hij zich na 2014 niet meer bezig met deze activiteiten. Verder heeft eiser zonder problemen een paspoort verkregen, heeft hij zonder problemen voor langere periode op verschillende adressen gewoond, kreeg hij de mogelijkheid om te studeren en te werken en is hij zonder problemen onder toezicht van de autoriteiten legaal in april 2022 uitgereisd.
Verder heeft eiser sinds 2012 zelden tot niet zijn politieke overtuiging geuit. Ook leidt terugkeer van eiser naar China volgens de minister niet tot een reëel risico op ernstige schade. De minister concludeert dat de asielaanvraag ongegrond is.
Had de minister een nieuw voornemen moeten uitbrengen?
6. Eiser stelt dat de minister een nieuw voornemen had moeten uitbrengen. De minister komt in het bestreden besluit terug op het standpunt dat geen sprake is van een politieke overtuiging. Doorslaggevend hiervoor is dat eiser aangeeft dat hij andere mensen het verschil in berichtgeving tussen de Chinese autoriteiten en buitenlandse media wil laten weten en dat eiser op Twitter zijn politieke mening heeft geuit. Eiser stelt dat er sprake is van een fundamentele wijziging in het standpunt van de minister in het bestreden besluit ten opzichte van het voornemen. Eiser wijst op het arrest van het Hof van Justitie van 21
september 2023.1 Dit betekent dat de minister op grond van artikel 3.119 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) een nieuw voornemen had moeten uitbrengen. Volgens eiser had hij door middel van een nieuwe zienswijze de gelegenheid moeten krijgen te reageren op dit nieuwe standpunt.
7. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat er sprake is van een politieke overtuiging.
7.1.
Op grond van artikel 3.119 van het Vb moet een vreemdeling in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen over feiten en omstandigheden die ten tijde van het voornemen bekend worden of al bekend waren maar naar aanleiding van de zienswijze van de vreemdeling anders worden beoordeeld of gewogen en die voor de te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn.
7.2.
In paragraaf C2/12 van de Vreemdelingencirculaire 2000 staat vermeld dat de minister een nieuw of aanvullend voornemen uitbrengt als het eerder uitgebrachte voornemen op grond van nieuwe feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 3.119 van het Vb niet meer alle gronden voor afwijzing van de aanvraag tot een verblijfsvergunning asiel bevat.
7.3.
De rechtbank oordeelt dat die situatie zich niet voordoet. Weliswaar stelt de minister zich in het bestreden besluit (deels) op het standpunt dat sprake is van een politieke overtuiging, maar de al bij de minister bekende feiten en omstandigheden worden niet anders beoordeeld of gewogen. De minister heeft zowel in het voornemen als in het bestreden besluit eisers asielrelaas geloofwaardig geacht, maar komt tot de conclusie dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een gegronde vrees voor vervolging. De feiten en omstandigheden die de minister bij dat oordeel heeft betrokken wijzigen niet. Eiser kon namelijk legaal uitreizen, de activiteiten die eiser heeft verricht zijn niet te herleiden naar eiser, eiser kon jarenlang in China verblijven, eiser heeft eenmalig problemen met de autoriteiten ondervonden tijdens het verhoor maar is daarna vrijgelaten en eiser heeft sinds 2012 zelden tot niet zijn politieke overtuiging geuit. Deze feiten en omstandigheden zijn ook door de minister benoemd en beoordeeld in het voornemen, zodat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat die feiten en omstandigheden in het bestreden besluit niet tot een geheel andere afwijzingsgrond hebben geleid en daarmee niet van aanmerkelijk belang zijn. De minister hoefde daarom geen nieuw voornemen uit te brengen.
Heeft eiser problemen bij terugkeer naar China aannemelijk gemaakt?
8. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte heeft besloten dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar China problemen zal ondervinden met de autoriteiten vanwege zijn VPN-activiteiten. Eiser heeft via zijn moeder een (kopie) oproep ontvangen van de politie gedateerd op 12 oktober 2023 om op 26 oktober 2023 voor verhoor te verschijnen op het politiebureau. Hieruit blijkt volgens eiser dat de politie nog steeds naar hem op zoek is. Door de minister wordt ook niet betwist dat hij in 2021 is bevraagd door de autoriteiten. Uit het feit dat hij destijds een paspoort heeft verkregen en zonder problemen kon uitreizen kan door de minister dan ook niet kan worden afgeleid dat hij bij terugkeer
1. ECLI:EU:C:2023:688.
niet heeft te vrezen voor repercussies van de Chinese autoriteiten. Volgens eiser kan uit het feit dat hij in [land] in dienst is geweest van een Chinees Staatsbedrijf, ook niet worden afgeleid dat hij niet vreest voor de autoriteiten.
9. De rechtbank oordeelt dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar China problemen zal ondervinden vanwege de VPN-activiteiten. De minister heeft van belang mogen achten dat eiser in 2016 een paspoort heeft verkregen van de autoriteiten. Ook heeft eiser in april 2022 op legale wijze China kunnen verlaten, ondanks het twee dagen durende politieverhoor in 2021 en de korte ondervraging door de douane kort voor eisers uitreis waarbij zijn mobiel is gecontroleerd. Ten aanzien van de oproep van 12 oktober 2023 om bij de politie te verschijnen heeft de minister kunnen tegenwerpen dat eiser deze oproep pas in beroep heeft overgelegd terwijl de oproep dateert van vóór het bestreden besluit. Op de zitting is het de rechtbank niet duidelijk geworden waarom eiser de oproep laat in de procedure heeft ingebracht en eiser heeft ook geen inzicht gegeven in het gevolg van de oproep. Zo heeft eiser niet toegelicht wat er is gebeurd nadat zijn familie de oproep ontving. Bovendien overweegt de minister niet ten onrechte dat er geruime tijd is verstreken tussen het politieverhoor in 2021 en de oproep in 2023. De minister stelt niet ten onrechte dat niet wordt ingezien waarom eiser in oktober 2023 een oproep ontvangt van de politie, terwijl hij sinds april 2022 niet meer in China verblijft en hij China destijds gecontroleerd heeft verlaten. De rechtbank is verder met de minister van oordeel dat, nu de oproep een kopie betreft, de echtheid niet kan worden vastgesteld en hierdoor er slechts een beperkte bewijswaarde aan het document kan worden ontleend. Eiser heeft niet onderbouwd waarom hij het origineel niet heeft overgelegd. Verder heeft de minister ook in het tijdsverloop tussen het politieverhoor in september 2021 en de oproep in oktober 2023 geen aanleiding hoeven zien voor de conclusie dat eiser in de belangstelling staat van de Chinese autoriteiten.
9.1.
De minister stelt voorts niet ten onrechte dat eiser met de in beroep overgelegde nieuwsberichten van september 2017 en het Congressional-Executive Commision on China (CECOC) Annual Report 20232 onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt waarom juist hij bij terugkeer in de negatieve belangstelling van de Chinese autoriteiten zal komen te staan. Eiser heeft niet afdoende onderbouwd waarom deze stukken op hem van toepassing zijn. De nieuwsberichten gaan over een Chinese man die software leverde/verkocht. Uit de artikelen volgt dat begin 2017 alle VPN providers van tevoren toestemming moeten krijgen van de overheid. Dit maakt de meeste VPN verkopen illegaal. Eiser verkocht geen VPN software maar gaf enkel tips over het omzeilen van China’s great firewall middels VPN. Verder heeft eiser verklaard dat hij al in 2014 stopte met de advertenties. Bovendien is niet in geschil dat het verkopen van VPN in China strafbaar is. Ook de verwijzing naar het CECOC Annual Report 2023 maakt niet dat er in het geval van eiser sprake is van een objectieve vrees voor vervolging. Het rapport is algemeen en wijst op de huidige situatie in China over censuur en eiser heeft door enkel dit rapport te overleggen zonder nadere toelichting onvoldoende aannemelijk gemaakt in hoeverre dit rapport ziet op zijn individuele situatie.
2 ‘Chinese Man Jailed for Selling VPNs’ van 4 september 2017, artikel ‘Chinse Man Jailed for Nine Months For Selling VPN Software’ van 5 september 2017 en het CECOC Annual Report 2023.
9.2.
De stelling van eiser dat het feit dat hij in [land] bij een Chinees Staatsbedrijf werkte maar dat dit niet betekent maakt dat eiser geen vrees heeft voor de Chinese autoriteiten volgt de rechtbank niet. De rechtbank stelt vast dat de minister dit in het voornemen en ook niet in het bestreden besluit aan eiser tegenwerpt. Deze grond treft dan ook geen doel.
Had de minister eiser moeten aanmerken als een politiek activist?
10. Verder stelt eiser dat uit het landgebonden beleid volgt dat politieke activisten als risicogroep worden aangemerkt. Eiser had conform het landgebonden beleid als politiek activist moeten worden aangemerkt. Dit betekent dat er al bij geringe indicaties vluchtelingschap moet worden aangenomen. Eiser stelt hij deze geringe indicaties aannemelijk heeft gemaakt, nu hij in het verleden is gehoord door de politie en omdat hij een nieuwe oproep voor verhoor heeft gekregen.
11. De rechtbank overweegt dat de minister, gelet op dat wat is overwogen in overwegingen 9 en 9.1., niet ten onrechte heeft overwogen dat eiser gezien zijn activiteiten ook in onderlinge samenhang bezien niet kan worden aangemerkt als politiek activist als bedoeld in paragraaf C2/2.4 en C7/9.3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000. De minister heeft daartoe van belang kunnen achten dat eiser sinds 2012 zijn politieke overtuiging zelden tot niet heeft geuit. Dit blijkt uit eisers marginale bijdrages op Twitter, zijn geringe deelname aan de politieke organisatie [online platvorm] en dat hij heeft gewerkt als kok.

Conclusie en gevolgen

12. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 oktober 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.