ECLI:NL:RBDHA:2024:17394

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.15049
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op mvv aanvraag nareis

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. Op 1 juli 2024 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag.

Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. Eiser heeft op 10 november 2022 zijn aanvraag ingediend, welke op 15 november 2022 door verweerder is ontvangen. Verweerder moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen, maar heeft deze termijn met 3 maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 20 januari 2024 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn is gebeurd. Inmiddels heeft verweerder gemeld dat er een inwilligende beslissing is genomen, maar er bestaat geen schriftelijk exemplaar meer van deze beslissing.

De rechtbank concludeert dat verweerder heeft gedaan wat eiser wilde toen hij het beroep instelde, omdat verweerder inmiddels heeft beslist op de aanvraag. Het beroep is niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn oorspronkelijk beroep. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vergoed, omdat het beroep ten tijde van het instellen gegrond was. Verweerder moet het door eiser betaalde griffierecht vergoeden en de proceskosten zijn vastgesteld op € 437,50.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.15049
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V nummer] (gemachtigde: mr. D.J. Keiman),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf (mvv) als familie- of gezinslid in het kader van nareis.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
1.2.
Op 1 juli 2024 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

Ontvankelijkheid
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.2 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.3
1. Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3. Eiser heeft op 10 november 2022 zijn aanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag op 15 november 2022 ontvangen. Verweerder moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen.4 Verweerder heeft deze termijn met 3 maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 20 januari 2024 in gebreke gesteld. Dit is na het verstrijken van de beslistermijn. Ook heeft eiser meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep in gesteld. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend.
4. Inmiddels heeft verweerder gemeld dat er een inwilligende beslissing is genomen, namelijk op 1 juli 2024. Verweerder heeft uitgelegd dat van die beslissing geen schriftelijk exemplaar meer bestaat, doordat er een fout is opgetreden bij het digitaal archiveren ervan. Het dossier bevat wel een begeleidende brief bij de beschikking, gericht aan de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in Beirut (Libanon). In deze brief zijn eenduidig en inzichtelijk de gegevens vermeld ten behoeve van de afgifte van de aangevraagde mvv. De rechtbank gaat er basis van deze brief vanuit dat verweerder daadwerkelijk een inwilligend besluit heeft genomen op 1 juli 2024.
5. Verweerder heeft dus gedaan wat eiser wilde toen hij het beroep instelde. Verweerder heeft inmiddels namelijk beslist op de aanvraag. De rechtbank hoeft dit niet meer aan verweerder op te dragen. Omdat eiser het beroep niet heeft ingetrokken, moet de rechtbank nog wel een beslissing nemen over het beroep.
6. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank zal geen uitspraak doen over de vraag of eiser gelijk had met zijn beroep. Uit rechtsoverweging 5 vloeit immers voort dat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn oorspronkelijk beroep.
Proceskostenveroordeling
7. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Voor de vraag of verweerder de proceskosten aan eiser moet betalen is van belang of het beroep terecht is ingesteld. Dat is naar het oordeel van de rechtbank het geval. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
8. Omdat het beroep ten tijde van het instellen van het beroep gegrond was, krijgt eiser wel een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag, omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.
4 Artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).0

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep, voor zover het is gericht tegen het niet tijdig beslissen, niet- ontvankelijk;
  • bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 oktober 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.