ECLI:NL:RBDHA:2024:1730
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van een terugkeerbesluit en de bijbehorende SIS-signalering van een vreemdeling die niet meer in Nederland verblijft
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen een terugkeerbesluit beoordeeld. Eiser, die in het bezit was van een verblijfsvergunning voor studie, had deze vergunning verloren door onvoldoende studievoortgang en was op 22 januari 2023 een terugkeerbesluit opgelegd. Eiser was ten tijde van het besluit niet meer in Nederland, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder terecht het terugkeerbesluit heeft opgelegd, omdat er geen informatie was dat eiser Nederland had verlaten. De rechtbank stelt dat de rechtmatigheid van het terugkeerbesluit moet worden beoordeeld op basis van de feiten die bekend waren op het moment van het besluit.
Eiser heeft inmiddels een verblijfsvergunning aangevraagd in Portugal en is van mening dat de SIS-signalering onrechtmatig is, omdat dit zijn kansen op een verblijfsvergunning in Portugal kan schaden. De rechtbank oordeelt echter dat de signalering in het SIS gerechtvaardigd is, aangezien de Verordening 2018/1860 vereist dat vreemdelingen met een terugkeerbesluit worden gesignaleerd. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, waardoor het terugkeerbesluit en de SIS-signalering in stand blijven. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van lidstaten onder de Europese regelgeving met betrekking tot terugkeerbesluiten en de signalering van vreemdelingen in het Schengeninformatiesysteem. De rechtbank wijst erop dat persoonlijke omstandigheden van eiser niet in aanmerking kunnen worden genomen, omdat verweerder niet op de hoogte was van zijn aanvraag in Portugal.