ECLI:NL:RBDHA:2024:17294
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van een bestuurlijke boete wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van Stichting [eiseres] tegen de oplegging van een bestuurlijke boete door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De boete van € 4.000,- werd opgelegd wegens de tewerkstelling van een vreemdeling zonder de vereiste tewerkstellingsvergunning. De rechtbank behandelt het beroep dat is ingesteld tegen het besluit van 12 december 2022, waarbij de boete werd opgelegd, en het bestreden besluit van 1 augustus 2023, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft op 10 september 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder aanwezig waren. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 29 november 2021 heeft de politie en de Omgevingsdienst Midden-Holland een controle uitgevoerd bij het pand van eiseres, waar werd vastgesteld dat twee personen sloopwerkzaamheden uitvoerden. Eén van hen, een Bosnische man, beschikte niet over een identiteitsbewijs en had geen tewerkstellingsvergunning. De Nederlandse Arbeidsinspectie heeft op basis van deze controle vastgesteld dat eiseres de Wet arbeid vreemdelingen heeft overtreden.
Eiseres betwist de overtreding niet, maar stelt dat de opgelegde boete te hoog is, omdat zij beperkt verwijtbaar heeft gehandeld. Eiseres had een aannemer ingeschakeld voor asbestcontrole en was niet op de hoogte van de inschakeling van de Bosnische man. De rechtbank oordeelt dat verweerder de hoogte van de boete terecht heeft afgestemd op de verwijtbaarheid van de overtreding. Eiseres had beter moeten toezien op de werkzaamheden en had rekening moeten houden met de mogelijkheid dat de aannemer buitenlands personeel zou inzetten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft en eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.