ECLI:NL:RBDHA:2024:1729

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
NL23.29136
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing visum kort verblijf en niet tijdig beslissen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. De aanvraag werd door verweerder afgewezen op 23 juni 2022, waarna eiseres op 14 september 2023 beroep instelde tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar. Verweerder bleef bij de afwijzing in het bestreden besluit van 7 november 2023. De rechtbank behandelde het beroep op 16 januari 2024, maar eiseres en haar gemachtigde waren niet verschenen. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Eiseres, geboren in 1965 en van Pakistaanse nationaliteit, had op 9 juni 2022 een visum voor kort verblijf aangevraagd. De afwijzing was gebaseerd op het niet aantonen van het doel van het verblijf en onvoldoende middelen van bestaan. Eiseres had in bezwaar haar situatie toegelicht, maar verweerder had het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, waardoor beroep openstaat. Eiseres had verweerder in gebreke gesteld, maar na de beslissing op de aanvraag was het belang bij het beroep tegen het niet-tijdig beslissen vervallen, waardoor dit beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.

De rechtbank oordeelde dat verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond had kunnen verklaren, omdat er geen nieuwe informatie was die tot een andere uitkomst kon leiden. Eiseres had geen aanvullende stukken overgelegd. De rechtbank besloot dat het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk was, maar dat eiseres recht had op een vergoeding van haar proceskosten. Het beroep tegen het alsnog genomen besluit werd ongegrond verklaard, en eiseres kreeg hiervoor geen proceskostenvergoeding. De proceskosten werden vastgesteld op € 437,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29136

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [v-nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. M. Latul).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 23 juni 2022 afgewezen. Op 14 september 2023 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar. Met het bestreden besluit van 7 november 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2024 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn hierbij, met voorafgaande mededeling, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1965 en heeft de Pakistaanse nationaliteit. Op 9 juni 2022 heeft zij verweerder verzocht om de afgifte van een visum voor kort verblijf.
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond en ook niet heeft aangetoond over voldoende middelen van bestaan te beschikken. Daarnaast bestaat er redelijke twijfel over haar voornemen om het grondgebied van de lidstaten te verlaten voor het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum.
Wat vindt eiseres in beroep?
5. Van een kennelijk ongegrond bezwaar was geen sprake. In bezwaar is de situatie van eiseres uitgelegd en zijn de afwijzingsgronden bestreden. Ook is kenbaar gemaakt dat eiseres zelf over middelen van bestaan beschikt en niet afhankelijk is van referente. Verweerder heeft het bezwaarschrift inhoudelijk beoordeeld, zodat niet op voorhand kon worden gezegd dat het bezwaarschrift niet tot een ander besluit zou kunnen leiden. Verweerder heeft eiseres ook ten onrechte niet gehoord en haar ten onrechte geen dwangsom toegekend in verband met het niet tijdig beslissen op haar aanvraag.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep wordt het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. [1] Tegen het niet tijdig beslissen staat daarom beroep bij de rechtbank open. Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft meegedeeld dat het in gebreke is. [2]
6.1.
Eiseres heeft verweerder met de brief van 29 augustus 2023 in gebreke gesteld. Tussen partijen is niet in geschil dat op dat moment de beslistermijn was verstreken en de ingebrekestelling gelet daarop geldig was. Hierna zijn meer dan twee weken verstreken voordat eiseres op 14 september 2023 beroep heeft ingesteld. Op 7 november 2023 heeft verweerder alsnog op de aanvraag van eiseres beslist.
6.2.
Nu verweerder op de aanvraag van eiseres heeft beslist, is het belang van eiseres bij een beoordeling van het beroep tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag komen te vervallen. Het beroep voor zover het gericht is tegen het niet-tijdig beslissen, is daarom niet-ontvankelijk.
6.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn door verweerder is overschreden en verweerder pas na deze overschrijding een besluit heeft genomen op de aanvraag van eiseres. Daarom ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres voor het beroep niet-tijdig beslissen.
7. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft ook betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit besluit geheel aan het beroep tegemoet komt. [3] Eiseres kan zich niet verenigen met het alsnog genomen besluit, omdat verweerder niet volledig aan het beroep van eiseres is tegemoetgekomen. Het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit is daarom van rechtswege ook gericht tegen het bestreden besluit.
8. De rechtbank oordeelt dat verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond heeft kunnen verklaren. Verweerder heeft namelijk kunnen concluderen dat er geen twijfel over bestond dat het bezwaar niet tot een andere uitkomst kon leiden. In de gronden van bezwaar en de vragenlijst is geen nieuwe informatie naar voren gebracht ten opzichte van de aanvraagfase. Ook heeft eiseres geen aanvullende stukken overgelegd ten aanzien van haar middelen van bestaan en haar sociale en economische binding met Pakistan.
8.1.
Nu verweerder het bezwaar kennelijk ongegrond heeft kunnen verklaren, heeft hij eiseres niet hoeven horen. [4] Ook heeft verweerder daarom geen dwangsom hoeven betalen aan eiseres. [5]

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen is niet-ontvankelijk. Eiseres krijgt hiervoor wel een vergoeding van haar proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 437,50. [6]
10. Het beroep voor zover gericht tegen het alsnog genomen besluit is ongegrond. Eiseres krijgt hiervoor dan ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen het bestreden besluit ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:12, eerste lid, van de Awb.
3.Artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
4.Zie artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb.
5.Zie artikel 4:17, zesde lid, aanhef en onder c, van de Awb.
6.1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor ½.