ECLI:NL:RBDHA:2024:17263

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/672445 / FA RK 24-6598
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie met betrekking tot een cliënt met een lichtverstandelijke beperking en schizo-affectieve stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2024 een tussenbeschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een opvolgende rechterlijke machtiging voor de duur van drie maanden, op basis van artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, geboren in 1971, verblijft momenteel in de accommodatie Ipse de Bruggen te Zwammerdam. De rechtbank heeft de situatie van de cliënt beoordeeld, waarbij onder andere de medische geschiedenis, de huidige toestand en de wensen van de cliënt zijn meegenomen. De cliënt heeft aangegeven dat de huidige medicatie niet effectief is en dat zij zich beter zou voelen in een GGZ-instelling. De advocaat van de cliënt pleit voor afwijzing van de machtiging of verder onderzoek naar de diagnose en behandeling. De behandelcoördinator en andere betrokkenen hebben ook hun zorgen geuit over de huidige situatie van de cliënt, die lijdt aan een schizo-affectieve stoornis en een lichtverstandelijke beperking. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de geestelijke gezondheid van de cliënt, die suïcidale gedachten heeft en eerder automutilatie heeft vertoond. Gezien de onduidelijkheid over de voorliggende diagnose en de benodigde zorg, heeft de rechtbank besloten een onafhankelijk deskundige in te schakelen om de situatie van de cliënt verder te onderzoeken. De rechtbank verleent een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf in de accommodatie tot en met 7 januari 2025, met de opdracht dat de bevindingen van de deskundige uiterlijk op 17 december 2024 aan de rechtbank moeten worden voorgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/672445 / FA RK 24-6598
Datum beschikking: 7 oktober 2024

Opvolgende rechterlijke machtiging

Tussenbeschikkingnaar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van drie maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[cliënt] ,

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie Ipse de Bruggen,
afdeling Middenweg te Zwammerdam,
advocaat: mr. J.I. Echteld te Gouda.

ProcesverloopHet procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 16 september 2024.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 24 januari 2024;
- de aanvraag voor een opvolgende machtiging aan het CIZ van 29 augustus 2024;
- de op 27 augustus 2024 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige arts, R.W.J. Baas, die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- het zorgplan van 2 september 2024;
- het afschrift van de beschikking waarbij mentorschap is ingesteld en een afschrift van de beschikking waarbij een mentor is benoemd.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2024. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- de behandelcoördinator, mevrouw [naam 1] ;
- de basisarts, mevrouw [naam 2] ;
- de mentor, mevrouw [naam 3] ;
- de begeleider, [naam 4] .
Tevens was ter zitting aanwezig:
- de begeleider, [naam 5] .

Standpunten ter zitting

Cliënt heeft aangegeven dat de medicatie, die ze krijgt, niet werkt en zij denkt beter op haar plek te zijn in een GGZ-instelling. Tijdens eerdere behandelingen binnen de GGZ had zij het gevoel beter behandeld te worden dan nu. Cliënt kan haar rust niet vinden binnen de huidige accommodatie. Sinds de opname is zij er alleen maar op achteruit gegaan.
De advocaat pleit primair voor afwijzing dan wel verder onderzoek naar de diagnose en de behandeling van cliënt. De afgelopen tijd is er ruis ontstaan over de diagnose. Er zou door een onafhankelijke deskundige gekeken moeten worden wat mogelijke andere behandelmogelijkheden zijn en welke diagnose voorliggend is. Cliënt heeft een uitdrukkelijke wens om zich beter te voelen en heeft meerdere malen aangegeven antidepressiva te willen slikken. Tot op heden is hier vanuit de accommodatie geen gehoor aan gegeven. Cliënt ziet in hulp nodig te hebben. Vanuit haar sombere gedrag vloeit het ernstig nadeel voort. In het verleden is ze eerder opgenomen met een crisismaatregel binnen de GGZ. Met medicatie voelde cliënt zich toen beter.
Subsidiair pleit de advocaat voor toewijzing voor de duur van drie maanden. Het is voor cliënt belangrijk om perspectief te hebben. Daarbij heeft ze geen bezwaar tegen verblijf in de accommodatie totdat er een andere plek is gevonden.
De behandelcoördinator heeft ter zitting naar voren gebracht dat cliënt is opgenomen in een crisis. De mensen in haar omgeving maakte zich grote zorgen. In het verleden heeft de behandeling in de GGZ jarenlang geduurd zonder dat de zorgen in haar omgeving minder werden. Cliënt heeft intensieve begeleiding nodig gelet op haar voorgeschiedenis. Er is op dit moment geen sprake van een psychotische ontregeling bij cliënt en de verstandelijke beperking is voorliggend. Cliënt verzet zich tegen de opname en wil begeleid gaan wonen binnen het GGZ-kader. Momenteel wordt wel gezocht naar een andere plek voor cliënt maar perspectief daarop is er nog niet.
De begeleider verklaard dat cliënt moeite heeft met het volgen van de (activiteiten)modules. Ze volgt zowel in de ochtend, als middag een module waarvoor ze gemotiveerd moet worden om aan deel te nemen.
De basisarts heeft ter zitting verklaard dat cliënt kan ontregelen door antidepressiva in combinatie met de schizo-affectieve stoornis waar zij aan leidt. Cliënt is gestart met Olanzapine. Hierdoor zijn de wanen naar de achtergrond getreden. De vraag naar antidepressiva speelt al langer en wordt tijdens het volgende multidisciplinair overleg opnieuw geëvalueerd met de psychiater en haar behandelaren.
De mentor heeft ter zitting naar voren gebracht dat cliënt voorafgaand aan de opname begeleid woonde. Daar is het volledig misgegaan waarna cliënt in crisis is opgenomen. Sinds de opname is cliënt vooruitgegaan, maar de behandeling loopt inmiddels vast. De mentor kent cliënt al een lange tijd. Zij constateert dat het in de afgelopen tien jaar steeds slechter is gegaan met client. De mentor beaamt dat cliënt niet op haar plek zit in de huidige accommodatie en dat de aankomende maanden gezocht moeten worden naar een meer passende plek.

Beoordeling

Op 25 april 2024 is door de rechtbank een opvolgende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie verleend tot en met 25 oktober 2024.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënt een lichtverstandelijke beperking heeft met een schizo-affectieve stoornis bij een depressieve stemming. Dit leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel bestaat uit:
-levensgevaar;
-ernstig lichamelijk letsel.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken is gebleken dat cliënt voorafgaand aan de opname erg angstig was, psychotische symptomen had, automutilatie en suïcidaal gedrag vertoonde. Ze had toen al meerdere pogingen ondernomen om zichzelf van het leven te beroven en zichzelf ernstig letsel toe te brengen. Zo reed ze met een scooter tegen een stilstaande auto, liet ze zichzelf van de trap vallen, probeerde ze zichzelf te verstikken, sprong ze voor een rijdende auto en bonkte herhaaldelijk met haar hoofd tegen een muur. Tijdens haar opname stabiliseerde haar gedrag tijdelijk en leek cliënt open te staan voor behandeling.
De huidige toestand van cliënt wordt gekenmerkt door een weifelende (levens)houding, persisterende wanen en somberheidsklachten. Sinds haar toestand verslechterde en ze meer somberheid en wanen ervoer, heeft ze weer een doodswens. Zij verlangt naar euthanasie en overweegt andere manieren om haar leven te beëindigen. Onlangs heeft zij geprobeerd zichzelf in de pols te snijden en uitte ze de wens om naar het spoor te gaan. Cliënt wil medicamenteuze behandeling voor haar depressieve klachten maar krijgt die (nog) niet.
Uit hetgeen ter zitting is besproken, is gebleken dat niet duidelijk is wat de voorliggende diagnose is en welke (type) zorg daarvoor nodig is. De rechtbank beveelt daarom op grond van artikel 38 lid 6 Wzd een onderzoek door een deskundige. Accommodatie Ipse de Bruggen zal daartoe opdracht geven aan een onafhankelijke deskundige. Dat wil zeggen een deskundige die niet eerder betrokken is geweest bij de behandeling van cliënt. De deskundige moet cliënt en haar medische voorgeschiedenis onderzoeken en de volgende vragen beantwoorden:
Welke relevante diagnoses (verstandelijk, psychisch/psychiatrisch, dan wel psychogeriatrisch) kunt u stellen?
Welke van die relevante diagnose is op dit moment voorliggend?
Welke (type) zorg heeft cliënt nodig ter behandeling van de voorliggende diagnose?
In welke (type) accommodatie kan die zorg het beste worden verleend.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf in een accommodatie ten aanzien van:

[cliënt] ,

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 7 januari 2025;
bepaalt dat uiterlijk 17 december 2024 de bevindingen van de deskundige aan de rechtbank, de advocaat en mentor van cliënt en verzoeker moeten zijn toegestuurd;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting;
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Perniciaro, rechter, bijgestaan door P.S.R. Nieman als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 oktober 2024.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 oktober 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.