ECLI:NL:RBDHA:2024:17261

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.20477
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van een Gülen-aanhanger en de toepassing van het huidige beleid door de minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Turkse nationaliteit houder en Gülen-aanhanger, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser had op 16 februari 2023 een aanvraag ingediend, die op 13 mei 2024 werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 18 juni 2024 behandeld en het onderzoek heropend op 2 juli 2024, waarna het werd verwezen naar de meervoudige kamer. De rechtbank concludeert dat eiser behoort tot een risicogroep en dat hij met een geringe indicatie zijn vrees voor vervolging aannemelijk kan maken. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft bij terugkeer naar Turkije. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met deze uitspraak. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 3.062,50.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht zaaknummer: NL24.20477
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [v-nummer] ,

(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers), en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. C.H.R. Vink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 16 februari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 13 mei 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 18 juni 2024 op een zitting van de enkelvoudige kamer behandeld en het onderzoek vervolgens gesloten. Aan deze zitting hebben eiser, zijn gemachtigde, M. Ermek als tolk en de gemachtigde van verweerder (mr. T.J.M. Schilder) deelgenomen.
1.2.
Op 2 juli 2024 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en verwezen naar de meervoudige kamer. De rechtbank heeft verweerder vooraf twee vragen gesteld. Verweerder heeft op 12 augustus 2024 een reactie ingediend. Eiser heeft 2 september 2024 daarop gereageerd.
1.3.
De meervoudige kamer heeft het beroep op 10 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, B. Yilmaz als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiser heeft de Turkse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1999. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij als Gülen-aanhanger samen met zijn vader
een zieke buurvrouw heeft geholpen. Een dag later is hij door een buurman gebeld, omdat de politie bij zijn ouders is langs geweest. Eiser vermoedt dat de politie voor hem kwam – zijn vader heeft eiser verteld dat de politie naar hem heeft gevraagd – en vreest dat er een strafrechtelijk onderzoek naar hem loopt. De politie is vaker bij eiser en zijn ouders langs geweest. Zijn vader heeft in 2017 – vóór dit incident – al zes maanden vastgezeten omdat hij Gülen-aanhanger is. Vader is in vrijheid gesteld in afwachting van een cassatieprocedure en zit momenteel ondergedoken.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas bevat volgens verweerder de volgende geloofwaardig geachte relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • hij is Gülen-aanhanger.
Deze elementen leiden volgens verweerder echter niet tot de conclusie dat er sprake is van een gegronde vrees voor vervolging. Hoewel Gülen-aanhangers een risicogroep vormen, heeft eiser volgens verweerder niet met geringe indicaties aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk problemen zal ondervinden bij een terugkeer naar Turkije. Verder loopt eiser volgens verweerder geen reëel risico op ernstige schade bij een terugkeer naar Turkije. Tot slot heeft verweerde eiser een terugkeerbesluit opgelegd.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser voert aan dat het nieuwe beleid van verweerder geen recht doet aan de huidige situatie in Turkije en wijst ter onderbouwing op meerdere stukken1. Hieruit volgt volgens eiser – kort samengevat – dat er geen sprake is van afname in de intensiteit van de strafrechtelijke vervolging van (toegedichte) Gülenisten en dat zij geen eerlijk proces krijgen. Eiser wijst er ook op dat de gestelde afname in het algemeen ambtsbericht Turkije van augustus 2023 niet wordt onderbouwd. Volgens eiser kan de beleidswijziging daarom niet standhouden.
5. Eiser voert verder aan dat hij zijn vrees voor vervolging wel aannemelijk heeft gemaakt, omdat hij als Gülenist wel persoonlijke problemen heeft ondervonden. Eiser wijst op de keren dat de politie zijn familie heeft opgezocht en dat ze toen naar hem hebben gevraagd. De laatste keer hadden eiser en zijn vader de dag ervoor de vrouw van een veroordeelde Gülenist geholpen. Verder wijst eiser op de veroordeling van zijn vader vanwege lidmaatschap van de Gülenbeweging, op zijn eigen betrokkenheid bij de beweging en op de manier waarop deze activiteiten gevaar voor hem opleveren. De Turkse autoriteiten hebben bijvoorbeeld de administratie van instellingen gelieerd aan de Gülenbeweging waar eiser bij betrokken was en er is een spijtoptantenregeling. Ook voert eiser aan dat hij niet
tegenstrijdig heeft verklaard over het kunnen inloggen in E-devlet: zijn telefoon is vlak na het aanmeldgehoor kapot gegaan. Verder vindt eiser dat verweerder hem niet kan tegenwerpen dat hij geen documenten heeft die wijzen op een strafrechtelijke vervolging. Eiser wijst er ook op dat de hoogste bestuursrechter in zaken zoals deze voorlopige voorzieningen toewijst.
6. Daarnaast voert eiser aan dat verweerder ten onrechte niet heeft onderkend dat hij vanwege zijn studie bij de dershane, zijn familiebanden en een terugkeer na een jarenlang verblijf in het buitenland, zal worden aangehouden op het vliegveld en hij dus een reëel risico op ernstige schade loopt. Het is volgens eiser evident dat hij asiel heeft aangevraagd in Nederland en ook dat brengt een risico met zich mee. Vanwege het voorgaande kan volgens eiser het terugkeerbesluit en de SIS-signalering niet standhouden.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

7. Vooropgesteld wil de rechtbank duidelijk maken dat er vóór december 2023 geen categoriale bescherming gold voor (toegedichte) Gülen-aanhangers. Een vreemdeling die tot deze groep behoorde moest ook toen met een geringe indicatie het risico op vervolging bij een terugkeer naar Turkije aannemelijk maken, maar verweerder hield daarbij wel rekening met het willekeurige karakter van het optreden van de Turkse autoriteiten. Dit hield in dat alsnog een risico op vervolging kon worden aangenomen, ook als er geen sprake was van een geringe indicatie. Het was een ruimer kader om een vrees voor vervolging aannemelijk te maken/achten dan gebruikelijk is in geval van een risicogroep. Sinds december 2023 heeft verweerder het ruimere kader losgelaten en sluit het beleid aan bij het gebruikelijke beoordelingskader dat geldt voor een risicogroep. Verweerder heeft zich voor deze aanpassing gebaseerd op het algemeen ambtsbericht van augustus 2023.
8. De rechtbank overweegt dat de centrale vraag niet zozeer zou moeten zijn of de situatie in Turkije voor (toegedichte) Gülen-aanhangers voldoende is verbeterd om voornoemde koerswijziging te rechtvaardigen, maar of het huidige beleid en de toepassing daarvan rechtdoet aan hun huidige situatie. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. De stukken waar eiser naar verwijst bevestigen voor de rechtbank de situatie die in het algemene ambtsbericht 2023 wordt geschetst, namelijk dat regelmatig (toegedichte) Gülen-aanhangers worden gearresteerd en dat iemand – ondanks de door het Turkse Hof van Cassatie aangescherpte criteria – relatief gemakkelijk kan worden verdacht van betrokkenheid bij de Gülenbeweging. Ook bevestigt een bron in het ambtsbericht dat huisvrouwen zijn opgepakt, omdat zij familieleden van gevangengezette Gülenisten hielpen. Zij werden verdacht van betrokkenheid bij en het steunen van de Gülenbeweging. Verweerder heeft er nog op gewezen dat uit cijfers blijkt dat sinds 2021 het aantal Gülenisten dat in Turkije in voorarrest en gevangenschap zit is afgenomen, maar anders dan verweerder betoogt tonen deze cijfers op zich nog niet dat de aandacht die Turkse autoriteiten hebben voor Gülenisten is veranderd. Eiser kan worden gevolgd in zijn betoog dat de daling een andere verklaring kan hebben, bijvoorbeeld doordat veroordeelde Gülenisten na de (gestelde) standaard gevangenisstraf van zes jaar en drie maanden zijn vrijgekomen en dat er momenteel minder Gülenisten in Turkije zijn om te vervolgen. Gezien deze informatie komt het de rechtbank redelijk voor dat verweerder (toegedichte) Gülen-aanhangers heeft aangewezen als risicogroep. In de overgelegde informatie en het ambtsbericht ziet de rechtbank echter geen aanknopingspunten dat het huidige beleid – indien het beoordelingskader door verweerder correct wordt toegepast – hen onvoldoende
bescherming zou bieden. Een vreemdeling die tot een door verweerder aangewezen risicogroep behoort, kan met een geringe indicatie (al) aannemelijk maken dat hij vanwege zijn problemen2 een gegronde vrees voor vervolging heeft. De lat om de vrees voor vervolging aannemelijk te maken ligt dus lager dan gebruikelijk is.
9. De rechtbank zal daarom beoordelen of verweerder op een juiste wijze toepassing heeft gegeven aan zijn beleid en deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft bij een terugkeer naar Turkije.
10. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser als Gülenist behoort tot een risicogroep3 en dat hij daarom met een geringe indicatie aannemelijk kan maken dat hij bij een terugkeer naar Turkije een gegronde vrees heeft voor vervolging.
11. Verweerder heeft het in dit kader geloofwaardig geacht dat eiser als Gülenist bijscholing heeft gehad van de beweging, heeft deelgenomen aan Sohbets4 en dat de vader van eiser is veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf vanwege lidmaatschap van een terroristische organisatie, waarmee de Gülenbeweging wordt bedoeld. Ook vindt verweerder geloofwaardig dat eiser samen met zijn vader hulp heeft geboden aan familieleden van gevangengezette (toegedichte) Gülenisten en dat de politie meermaals het gezin thuis heeft opgezocht en toen ook naar eiser heeft gevraagd. Het laatste politiebezoek vond plaats de dag nadat eiser en zijn vader een vrouw van een gevangengezette Gülenist hebben geholpen. Weliswaar heeft eiser verklaard dat het laatste bezoek van de politie voor hem de directe aanleiding is geweest om uit Turkije te vertrekken, maar dit laat onverlet dat verweerder
allerelevante en geloofwaardig geachte feiten en omstandigheden
in samenhangmoet beoordelen. Dat betekent dat verweerder niet enkel het laatste politiebezoek kan vergelijken met de eerdere bezoeken. Verweerder moet juist ook in zijn beoordeling betrekken dat de politie het gezin meermaals thuis heeft opgezocht en dat volgens eiser in de tussentijd het één en ander is voorgevallen. Daar komt bij dat het individualiseringsvereiste zich niet enkel beperkt tot wat eiser persoonlijk heeft ondervonden, maar dat ook relevant kan zijn wat eisers familie heeft ondergaan evenals andere individuele factoren. In dit geval wijst eiser er terecht op dat verweerder de veroordeling van zijn vader onvoldoende heeft betrokken in zijn beoordeling. Verweerder heeft dus onvoldoende gemotiveerd waarom de meerdere bezoeken van de politie in samenhang gezien met de andere geloofwaardig geachte feiten en de algemene landeninformatie onvoldoende zijn om te gelden als een geringe indicatie waarmee eiser aannemelijk maakt dat hij als Gülenist bij een terugkeer naar Turkije een gegronde vrees heeft voor vervolging.
12. Dat eiser legaal is uitgereisd zoals verweerder tijdens de zitting op 18 juni 2024 heeft aangevoerd, kan verweerder hem zonder nadere motivering niet tegenwerpen. Zoals eiser terecht heeft aangevoerd, blijkt uit het ambtsbericht immers dat ook iemand waartegen een strafrechtelijk onderzoek of rechtszaak loopt legaal Turkije kan uitreizen5. Evenmin kan verweerder zich zonder nadere motivering concluderen dat niet aannemelijk is dat eiser strafrechtelijk wordt vervolgd door de Turkse autoriteiten omdat hij geen documenten zoals een aanklacht, opsporingsbevel of dergelijks heeft overgelegd. Verweerder miskent
allereerst dat eiser heeft verklaard dat hij vreest dat er strafrechtelijk onderzoek naar hem wordt gedaan6 in plaats van dat er sprake is van een vervolging en uit het ambtsbericht blijkt dat tijdens een strafrechtelijke onderzoeksfase stukken hierover niet altijd zichtbaar zijn voor de verdediging.7 In dit kader betrekt de rechtbank ook dat eiser tijdens het aanmeldgehoor op 19 februari 2023 de gehoorambtenaar heeft aangeboden zijn documenten in E-devlet te laten zien, welk aanbod destijds niet is aangenomen en dat kort daarna zijn telefoon is kapotgegaan waardoor hij geen toegang meer heeft tot E-devlet. De rechtbank verwijt verweerder niet dat verweerder eiser heeft gevraagd de stukken met de correcties en aanvullingen in te dienen, maar verweerder kan eiser niet verwijten dat hij nu niet kan nagaan of er inmiddels een dagvaarding tegen hem is uitgebracht omdat hij niet langer in het systeem kan inloggen.
13. Eiser heeft ook nog aangevoerd dat zijn vader is veroordeeld vanwege zijn lidmaatschap aan de Gülenistenbeweging en dat dit al voldoende is om te spreken van een geringe indicatie. Hierin volgt de rechtbank eiser niet. Uit het ambtsbericht volgt enkel dat kinderen of familieleden van hooggeplaatste (veroordeelde) Gülenisten een risico kunnen lopen om strafrechtelijk te worden vervolgd. Eiser heeft niet gesteld of onderbouwd dat zijn vader een hooggeplaatste Gülenist is. Dit betekent overigens niet dat de situatie van zijn vader op voorhand irrelevant is voor de beoordeling of eiser bij een terugkeer naar Turkije een gegronde vrees voor vervolging heeft. Zoals hiervoor reeds is overwogen, zal deze omstandigheid in samenhang met de andere factoren moeten worden meegenomen bij de beoordeling of sprake is van ‘geringe indicaties’.
14. De rechtbank is gezien overwegingen 10. tot en met 12. van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de geloofwaardig geachte verklaringen van eiser
in samenhang gezienonvoldoende zijn om te gelden als een geringe indicatie die aannemelijk maakt dat eiser vanwege zijn lidmaatschap van de Gülenbeweging bij terugkeer naar Turkije een gegronde vrees heeft voor vervolging. Het beroep is reeds hierom al gegrond, waardoor de overige beroepsgronden geen bespreking behoeven.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat dit in strijd is met de motiveringsplicht. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal een nieuw besluit op de aanvraag moeten nemen en daarbij rekening moeten houden met deze uitspraak. De rechtbank legt verweerder een termijn op van acht weken na de dag van verzending van de uitspraak om een nieuw besluit op de aanvraag te nemen.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 3.062,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van een nadere reactie en 2 punten voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op de aanvraag te nemen;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 3.062,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, voorzitter, en
mr. C.W. Griffioen en mr. A.J. Eertink, leden, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 oktober 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
1. Een kennisgeving van Justice Square van 22 februari 2024, een brief van Stichting IPN van 29 april 2024, een rapport van Human Rights Watch World van 2024, een ‘public statement’ van Amnesty International van 29 februari 2024, een memorandum van de Commissaris voor de Rechten van de Mens van de Raad van Europa van 5 maart 2024, een country policy rapport van het Verenigd Koninkrijk van oktober 2023, het rapport van Freedom House ‘Freedom in the world 2024, Turkey’, een rapport uit 2023 over mensenrechten van het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten van Amerika, het algemeen ambtsbericht Turkije augustus 2023 en een overzicht van het aantal arrestaties op bepaalde dagen in 2023 en 2024 van de website Daily Sabah.
2 Die verband houden met één van de vervolgingsgronden genoemd in het Vluchtelingenverdrag.
3 Met ingang van de WBV 2024/12 op 1 juli 2024 hanteert verweerder risicoprofielen.
4 Dit zijn een soort praatuurtjes, waar men bijeenkomt met andere leerlingen die betrokken zijn bij de beweging. Zie nader gehoor, pagina 4.
5 Zie p. 18 van het algemeen ambtsbericht Turkije augustus 2023.
6 Zie p. 8-9 van het nader gehoor van 24 april 2024.
7 Zie p. 18 van het algemeen ambtsbericht Turkije augustus 2023.