ECLI:NL:RBDHA:2024:17258
Rechtbank Den Haag
- Verstek
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor openlijk geweld in vereniging wegens gebrek aan bewijs van betrokkenheid
Op 25 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijk geweld in vereniging. De zaak vond zijn oorsprong in een incident dat plaatsvond op 28 juli 2023 in Delft, waar de verdachte en een medeverdachte, [medeverdachte], zouden hebben deelgenomen aan een gewelddadige aanval op twee slachtoffers, [naam 1] en [naam 2]. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend was bewezen.
Tijdens de zitting op 11 oktober 2024 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er getuigenverklaringen waren die de betrokkenheid van de medeverdachte bevestigden, er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zelf een significante bijdrage had geleverd aan het geweld. De rechtbank benadrukte dat de aanwezigheid van de verdachte in de nabijheid van de medeverdachte niet automatisch betekent dat hij ook in vereniging geweld heeft gepleegd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waarop deze vorderingen betrekking hadden.
De rechtbank besloot ook dat de benadeelde partijen, [naam 1] en [naam 2], in de proceskosten van de verdachte moesten worden veroordeeld, die tot op dat moment op nihil waren begroot. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs voor een veroordeling in strafzaken, vooral in gevallen van vermeend geweld in vereniging.