ECLI:NL:RBDHA:2024:17258

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
09/148454-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor openlijk geweld in vereniging wegens gebrek aan bewijs van betrokkenheid

Op 25 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijk geweld in vereniging. De zaak vond zijn oorsprong in een incident dat plaatsvond op 28 juli 2023 in Delft, waar de verdachte en een medeverdachte, [medeverdachte], zouden hebben deelgenomen aan een gewelddadige aanval op twee slachtoffers, [naam 1] en [naam 2]. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend was bewezen.

Tijdens de zitting op 11 oktober 2024 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er getuigenverklaringen waren die de betrokkenheid van de medeverdachte bevestigden, er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zelf een significante bijdrage had geleverd aan het geweld. De rechtbank benadrukte dat de aanwezigheid van de verdachte in de nabijheid van de medeverdachte niet automatisch betekent dat hij ook in vereniging geweld heeft gepleegd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waarop deze vorderingen betrekking hadden.

De rechtbank besloot ook dat de benadeelde partijen, [naam 1] en [naam 2], in de proceskosten van de verdachte moesten worden veroordeeld, die tot op dat moment op nihil waren begroot. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs voor een veroordeling in strafzaken, vooral in gevallen van vermeend geweld in vereniging.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/148454-24
Datum uitspraak: 25 oktober 2024
Verstek
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [BRP-adres] , [plaatsnaam] [postcode 1] , Portugal
Woon- en verblijfplaats in Nederland: [adres] , [postcode 2] [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 11 oktober 2024.
De strafzaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de strafzaak tegen [medeverdachte] (parketnummer 09-148452-24).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Mos.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juli 2023 te Delft openlijk, te weten, op het Vrouwjuttenland, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen twee, althans één perso(o)n(en), te weten [naam 1] en/of [naam 2] , door die [naam 1] en/of [naam 2] (meermalen) op hun/zijn neus, althans hun/zijn gezicht en/of hun/zijn hoofd, te stompen/slaan.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
3.2.
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen, om de navolgende redenen.
Uit onder meer de aangiften van [naam 2] en [naam 1] volgt dat zij in de nacht van 27 op 28 juli 2023 beiden slachtoffer zijn geworden van geweld in Delft nabij café Doerak. [naam 2] verklaart dat hij kort daarvoor aangesproken werd door twee mannen die geïrriteerd leken en heel dichtbij hem gingen staan. Vervolgens is [naam 2] geslagen waarover hij verklaart dat het kan zijn, gezien de snelheid en korte tussenpozen, dat hij door beide mannen is geslagen met pijn en letsel tot gevolg. Ook [naam 1] is die nacht geslagen met pijn en letsel tot gevolg. Hij verklaart daarover dat er twee jongens bij [naam 2] stonden, hij wat vroeg aan één van die twee jongens, waarop hij een vuistslag en klappen heeft gehad. Verder kan hij niet zoveel vertellen. Getuige [getuige 1] verklaart over het incident dat zij de jongens herkende als de verdachte en zijn broer [medeverdachte] , haar ex. Ze zag dat [medeverdachte] jongen 1 in het gezicht begon te slaan, ze weet niet of [de verdachte] ook heeft geslagen. Jongen 2 had ook letsel dus het zou goed kunnen dat hij ook heeft geslagen, aldus getuige [getuige 1] . Getuige [getuige 2] verklaart over het incident dat hij zag dat een van de jongens sloeg tegen een andere jongen. De jongen die sloeg was met een andere jongen. Hij begreep van zijn vriendin dat de jongen die sloeg haar ex was. Hij weet zelf ook 100 procent zeker dat [medeverdachte] degene is die heeft geslagen.
De vraag is of de verdachte ‘in vereniging’ openlijk geweld heeft gepleegd. De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van het plegen van openlijk geweld niet is vereist dat elk van de deelnemers zich schuldig heeft gemaakt aan alle onderdelen van de tenlastelegging. Van het in vereniging plegen van geweld is sprake indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De bijdrage hoeft niet van fysiek gewelddadige aard te zijn. Er moet dan wel sprake zijn van gedragingen die het geweld hebben bevorderd. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat kort na elkaar opeenvolgende momenten [naam 2] en [naam 1] zijn geslagen. Vaststaat dat in ieder geval [naam 2] door [medeverdachte] is geslagen, terwijl de verdachte op dat moment dichtbij [medeverdachte] en [naam 2] stond. Het dossier bevat echter geen duidelijke informatie over zijn betrokkenheid en de handelingen die hij zou hebben verricht in de richting van [naam 2] . De enkele omstandigheid dat de verdachte dicht stond bij [medeverdachte] die in ieder geval openlijk geweld pleegde tegen [naam 2] , is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ openlijk geweld heeft gepleegd. Verder overweegt de rechtbank dat onduidelijkheid bestaat over wie geweld heeft uitgeoefend tegen [naam 1] dan wel anderszins heeft bijgedragen aan het gebruik van geweld tegen [naam 1] . De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat de verdachte de hiervoor bedoelde significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld tegen [naam 2] en/of [naam 1] heeft geleverd. Dat maakt het niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte openlijk geweld in vereniging heeft gepleegd.
De rechtbank spreekt de verdachte dan ook vrij van het tenlastegelegde.
4. De vordering van de benadeelde partijen
[naam 2] en [naam 1] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vorderen schadevergoeding van € 4.105,53 respectievelijk € 2.037,63, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen, aangezien de verdachte van het feit waarop de vorderingen betrekking hebben, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partijen moeten worden veroordeeld in de proceskosten van de verdachte in verband met hun vorderingen tot aan deze uitspraak. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partijen in de proceskosten van de verdachte in verband met hun vorderingen, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Tsjapanova, voorzitter,
mr. M.L. Harmsen, rechter,
mr. N.S.M. Lubbe, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Ringeling, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 oktober 2024.