Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van de vrouw van 17 oktober 2023, met producties 1 t/m 6,
- de conclusie van antwoord met eis in reconventie van de man, met producties 1 t/m 9,
- de conclusie van antwoord in reconventie van de vrouw,
- het tussenvonnis van 3 april 2024, waarin een mondelinge behandeling is bevolen,
- de akte in het geding brengen nadere stukken van de man, met producties 10 t/m 14.
2.De feiten
“De woning wordt thans gerenoveerd, is echter nog niet in de opbouwfase.”
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
allegemeenschapsschulden (dus niet alleen de eigenaarsschulden van de woning, zoals de vrouw stelt). De vrouw heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die een andere uitleg van de overeenkomst ondersteunen.
- De waarde van de verdeelde goederen per 14 februari 2022 was opgeteld € 221.251,-. De man rekent hierbij voor de woning met een waarde van € 185.000,- (onder verwijzing naar het taxatierapport van 9 september 2021), voor de kapitaalverzekering rekent hij met een waarde van € 36.251,-.
- De gemeenschap omvatte volgens de man € 199.342,- aan schulden, door de man in zijn akte onderverdeeld in posten B1 (hypotheek, € 117.000,-) tot en met B13 (kosten herstelwerkzaamheden lekkage, € 14.920,-). De andere door de man genoemde schulden zien onder meer op belastingschulden, gemeentelijke schulden en door de man betaalde hypotheekrente en premie kapitaalverzekering.
- Dit een en ander leidt tot een (bij helfte) te delen overwaarde van € 21.909,-, waarvan de vrouw de helft (€ 10.954,-) zou toekomen. Maar de man heeft ook nog een (hogere) vordering van € 11.483,- op de vrouw heeft op grond van een lening van hem aan haar. Daarnaast is het redelijk als de man ook nog een vergoeding krijgt voor de door hem verrichte renovatiewerkzaamheden, waar hij naar zijn berekening € 22.320,- aan arbeidsloon in heeft gestoken.
- De woning was op 14 februari 2022 geen € 185.000,- waard, maar was € 236.000,- waard, zodat de aan de man toegedeelde woning en kapitaalverzekering een opgetelde waarde hebben van € 272.251,-.
- De vrouw erkent primair alleen de hypotheekschuld van € 117.000,- als gemeenschapsschuld. Ook als de door de man onder B2 tot en met B9 genoemde schulden worden meegenomen, is er nog steeds een overwaarde van € 155.251,- en zou de vrouw nog steeds van de man een bedrag van € 62.897,11 moeten ontvangen.
- De door de man betaalde hypotheekrente en premie kapitaalverzekering en de kosten van het herstel van de lekkage zijn in elk geval geen gemeenschapsschulden als bedoeld in artikel 3:196 lid 3 BW. Bovendien heeft de vrouw een (hogere) vordering op grond van een door de man verschuldigde gebruiksvergoeding die zij hiermee kan verrekenen.
- De vrouw betwist dat de man een vordering op haar heeft op grond van lening en dat de man een vergoedingsvordering heeft op grond van een uitgevoerde renovatie. Bovendien is die verbouwing volgens de man pas in 2023 uitgevoerd, dus na het tijdstip van verdeling. Die verbouwing is dus niet relevant, aldus de vrouw.
€ 4.621,-, kan verrekenen met de vrouw. De premie levensverzekering bedroeg € 2.700,- (20 maanden x € 135, zie ook productie 7 van de man) waarvan de man de helft,
€ 1.350,-kan verrekenen met de vrouw. Ook kan de man de erfpacht over 2016, een bedrag van € 139,- voor de helft, een bedrag van
€ 69,50, bij de vrouw in rekening brengen en een evenredig gedeelte van de erfpacht over 2017. De rechtbank begroot dit bedrag op een kwart van € 139,00, dat is afgerond
€ 35,-(zie voor de bedragen B8 van de man). De rechtbank heeft uit de overige overzichten van de man niet kunnen herleiden dat hij in genoemde periode nog andere eigenaarslasten heeft gehad, althans de man is hier onvoldoende concreet over geweest. In totaal heeft de man met betrekking tot de eigenaarslasten over januari 2016 tot 18 augustus 2017 dus een vordering van
€ 6.075,50op de vrouw.
(€ 10.000,-)in regres op de vrouw verhalen. Voor het overige wordt zijn vordering als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
€ 3.237,50(B2) en
€ 2.707,50(B3).
€ 2.634,-) een regresvordering op de vrouw.
€ 903,-.
€ 25.557,50op de vrouw heeft (zie r.o.4.25, 4.30, 4.32, 4.35 en 4.37). De man kan dit bedrag verrekenen met het bedrag dat hij aan de vrouw wegens overbedeling moet betalen (als hij de woning overneemt); als de woning wordt verkocht wordt deze vordering voldaan vanuit het aandeel dat de vrouw ontvangt uit de overwaarde van de woning.
5.De beslissing (in conventie en in reconventie)
welwordt voldaan, zal de vrouw zo spoedig mogelijk, maar in elk geval uiterlijk binnen een maand na het moment waarop de man aantoont dat hij de benodigde financiering kan verkrijgen, bij een door de man aan te wijzen notaris(kantoor) haar aandeel in de woning leveren aan de man. Ook de kapitaalverzekering wordt dan toebedeeld aan de man. De vrouw verkrijgt hierdoor een vordering wegens overbedeling op de man. Deze vordering is gelijk aan de helft van de overwaarde (de waarde van de woning, verminderd met de hypotheekschuld en vermeerderd met waarde van de kapitaalverzekering, alles op de taxatiedatum). Hiermee kan de man zijn vordering van € 25.557,50 (plus de helft van de taxatiekosten)
nietaan de in 5.3 onder (i) en (ii) genoemde voorwaarden wordt voldaan, zal de woning worden verkocht en geleverd aan een derde. Om dat te realiseren zullen partijen gezamenlijk binnen twee weken nadat blijkt dat de man de benodigde financiering niet kan krijgen, een verkoopopdracht verstrekken aan de makelaar. Deze opdracht zal inhouden dat de makelaar, tegen het in de branche gebruikelijke tarief, de vraag- en laatprijs van de woning bindend zal vaststellen en alle overige werkzaamheden in het kader van de verkoop van de woning zal verrichten;