Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2024 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser,
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
€ 8.227,- bedroeg. Voor het lopende boekjaar 2022 verwachtte eiser ongeveer hetzelfde resultaat. Uit de Nota van Toelichting bij het Bbz 2004 blijkt dat onder normale omstandigheden een inkomen beneden de bijstandsnorm geen recht op bijstand geeft op grond van het Bbz 2004. De redenering is dat een bedrijf dan niet levensvatbaar wordt geacht. Bijstandverlening is in dergelijke gevallen pas mogelijk als, als gevolg van bijzondere omstandigheden, behoefte aan bijstand ontstaat. [1] Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat in zijn geval de behoefte aan bijstand is ontstaan door bijzondere omstandigheden. Daarbij is van belang dat eiser uitkeringen op grond van Tozo2 tot met Tozo5 heeft ontvangen als ondersteuning ten tijde van de coronacrisis. Ook zijn er na afloop van de Tozo tijdelijke regelingen in het leven geroepen ter ondersteuning van zelfstandigen om de gevolgen van de coronacrisis te ondervangen. Dat eiser hier geen gebruik van heeft gemaakt is zijn eigen verantwoordelijkheid.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.F. Leichel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2024.