In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting "[eiseres]" en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van 5 januari 2024, waarbij eiseres een last onder dwangsom is opgelegd wegens vermeende vergunningplichtige werkzaamheden zonder omgevingsvergunning. Eiseres heeft bezwaar gemaakt en verzocht om rechtstreeks beroep bij de rechtbank, wat is toegestaan door verweerder.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 11 juni 2024. De kern van het geschil draait om de vraag of de Omgevingswet van toepassing is en of er sprake is van een overtreding. De rechtbank oordeelt dat de Omgevingswet niet van toepassing is, omdat de last is opgelegd naar aanleiding van een handhavingsverzoek dat vóór de inwerkingtreding van de wet is ingediend. Hierdoor vernietigt de rechtbank het bestreden besluit.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat eiseres in strijd met een vergunningvoorschrift heeft gehandeld, aangezien de luchtbehandelingskasten niet vergund zijn in de omgevingsvergunning van 5 december 2018. De rechtbank concludeert dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit niet in stand kunnen blijven en dat verweerder een nieuw besluit moet nemen op het handhavingsverzoek van de derde-partij, met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het griffierecht en proceskosten aan eiseres moet vergoeden.