ECLI:NL:RBDHA:2024:17215

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.31309
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft geoordeeld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft tegen het besluit van de minister beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de behandeling ter zitting afgedaan.

De rechtbank overweegt dat er geen beletselen zijn om eiser over te dragen aan Duitsland, en dat Duitsland zijn verplichtingen jegens eiser zal nakomen. Eiser heeft in zijn beroepsgrond aangevoerd dat de overdracht aan Duitsland zou leiden tot een schending van artikel 4 van het Handvest van de Europese Unie, maar heeft dit standpunt niet onderbouwd. Om deze reden heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier N.A. D’Hoore. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31309
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Procesverloop

Bij besluit van 8 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2024 op zitting behandeld. Eiser is, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Het is niet in geschil dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. Verder heeft verweerder geconcludeerd dat er geen beletselen bestaan om eiser over te dragen aan Duitsland. In dat verband heeft verweerder overwogen dat op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden aangenomen dat Duitsland zijn communautaire en internationale verplichtingen tegenover eiser zal nakomen.
3. Eiser stelt in zijn enige beroepsgrond dat niet van het interstatelijk vertrouwen mag worden uitgegaan. Hij meent dat overdracht aan Duitsland zal leiden tot een schending van artikel 4 van het Handvest van de Europese Unie. Eiser heeft zijn standpunt echter op geen enkele wijze toegelicht.
4. Het beroep wordt om die reden ongegrond verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.