ECLI:NL:RBDHA:2024:17215
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft geoordeeld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft tegen het besluit van de minister beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de behandeling ter zitting afgedaan.
De rechtbank overweegt dat er geen beletselen zijn om eiser over te dragen aan Duitsland, en dat Duitsland zijn verplichtingen jegens eiser zal nakomen. Eiser heeft in zijn beroepsgrond aangevoerd dat de overdracht aan Duitsland zou leiden tot een schending van artikel 4 van het Handvest van de Europese Unie, maar heeft dit standpunt niet onderbouwd. Om deze reden heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier N.A. D’Hoore. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.