Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
2. IZA ZORGVERZEKERAAR N.V.,
3. N.V. ZORGVERZEKERAAR UMC,
4. N.V. UNIVÉ ZORG,
1.De procedure
- de dagvaarding van 8 september 2023, met producties 1 tot en met 17;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties
- de conclusie van antwoord (in conventie) van de zijde van [naam 1] ;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 18 tot en met 29;
- het tussenvonnis van 1 mei 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akten overlegging producties 11, 22 tot en met 26, met eiswijziging, van de zijde van [bedrijfsnaam] .
2.De feiten
Naam Rol Start Einde
- Uit de administratie van VGZ c.s. blijkt een sterke omzetstijging in 2021. [bedrijfsnaam] heeft in 2021 ten opzichte van 2020 € 100.000,- meer omzet gegenereerd.
- VGZ c.s. heeft aan [naam 2] gevraagd of de zorgindicaties uit 2021 van zeventien bij VGZ c.s. verzekerden, waarop [naam 2] als indicatiesteller is vermeld, juist zijn. Zeven daarvan zijn volgens haar vals opgemaakt.
- In reactie op de onder 2.7 bedoelde brief is een vervalst diploma van [naam 1] aan VGZ c.s. toegezonden. De onderwijsinstantie die het diploma zou hebben uitgegeven (ROC Nijmegen) heeft daarover desgevraagd verklaard dat en waarom dit diploma niet echt is. Uit de aangeleverde urenstaten blijkt dat [naam 1] zorg aan negen verzekerden heeft verleend zonder dat zij over de benodigde opleiding beschikte. Die zorg had dus niet gedeclareerd mogen worden.
- In de aangeleverde urenregistraties staat [naam 3] vermeld als ingezet in maanden waarin zij (nog) niet voor of bij [bedrijfsnaam] werkzaam was (januari 2021, april 2021, juli 2021, augustus 2021).
- Uit log-gegevens die door VGZ c.s. zijn opgevraagd bij de ontwikkelaar van de door [bedrijfsnaam] gebruikte Thuiszorgplanner (een softwareprogramma voor het plannen en beheren van thuiszorg) blijkt dat accounts van wijkverpleegkundigen die bij [bedrijfsnaam] hebben gewerkt werden gebruikt op momenten waarop zij niet (meer) voor of bij [bedrijfsnaam] werkzaam waren, omdat zij op dat moment op vakantie, ziek of uit dienst waren. Via die accounts zijn gegevens in de Thuiszorgplanner, waaronder indicatieformulieren (zogenoemde NANDA NIC NOC formulieren), aangepast, verwijderd of toegevoegd. Het gaat om accounts van [naam 2] en [naam 3] en daarnaast om het (gast)account van [naam 4] , die van 19 november 2018 tot (dan wel tot en met) september 2021 als wijkverpleegkundige voor of bij [bedrijfsnaam] heeft gewerkt.
- VGZ c.s. concludeert het volgende:
6.5 Conclusies
3.Het geschil
- € 839.872,68, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 839.276,61 vanaf de dag der dagvaarding tot die der voldoening, en
- de (na)kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
- verklaart voor recht dat VGZ c.s. aansprakelijk is voor de schade die [bedrijfsnaam] heeft geleden als gevolg van de gelegde beslagen en de afwikkeling daarvan door middel van de depotovereenkomst;
- verklaart voor recht dat [naam 1] ten onrechte is geplaatst in het EVR;
- VGZ c.s. veroordeelt tot vergoeding van de schade als gevolg van de gelegde beslagen, nader op te maken bij staat;
- VGZ c.s. veroordeelt in de proceskosten.
4.De beoordeling in conventie
- Wijkverpleegkundigen [naam 2] en [naam 3] hebben in 2022 bij VGZ c.s. gemeld te vermoeden dat [bedrijfsnaam] fraudeert met indicatiestellingen en declaraties en dat hun accounts in de Thuiszorgplanner daarvoor zijn gebruikt.
- VGZ c.s. heeft in zeventien dossiers van verzekerden waarbij [naam 2] betrokken was, gegevens opgevraagd (indicaties, zorgplannen, urenspecificaties, dagrapportages en diploma’s). [naam 2] heeft desgevraagd verklaard dat zeven van de zeventien zorgindicaties niet door haar zijn opgesteld.
- Uit log-gegevens van de ontwikkelaar van de Thuiszorgplanner blijkt dat accounts van drie wijkverpleegkundigen die voor [bedrijfsnaam] hebben gewerkt ( [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] ) zijn gebruikt in perioden waarin zij niet bij of voor [bedrijfsnaam] werkten (vanwege vakantie, ziekte of uitdiensttreding). Via die accounts zijn gegevens in dossiers, waaronder indicatiestellingen, aangepast, toegevoegd of verwijderd.
- In de door [bedrijfsnaam] aangeleverde urenregistraties is [naam 3] vermeld als zorgverlener in maanden waarin zij niet voor of bij [bedrijfsnaam] werkzaam was (januari 2021, april 2021, juli 2021 en augustus 2021).
- [bedrijfsnaam] heeft zorg gedeclareerd die door [naam 1] zou zijn verleend. Zo die zorg al door haar is verleend, geldt dat zij daarvoor niet het vereiste opleidingsniveau heeft en die zorg dus niet mocht declareren. VGZ c.s. heeft een vervalst diploma van [naam 1] ontvangen.
- VGZ c.s. heeft onweersproken gesteld dat naast de sterke omzetstijging in 2021, in de jaarrekeningen van [bedrijfsnaam] een aantal bijzonderheden is geconstateerd. Zo is in totaal € 71.000,- uitgegeven aan cadeaukaarten in 2020-2022, wat niet past bij een onderneming die wijkverpleging levert. Daarnaast is sprake van sterk toenemende telecomkosten (van € 3.800,- in 2019 tot € 12.500,- in 2022) zonder dat daar een goede verklaring voor bestaat en is binnen een jaar na de oprichting van [bedrijfsnaam] een Mercedes ter waarde van € 47.000,- aangeschaft (via financial lease). Verder is er opmerkelijk veel geïnvesteerd in het door [bedrijfsnaam] gehuurde vastgoed (€ 155.000,- in de periode van 2019-2021) en is door [naam 1] € 147.000,- geleend van haar onderneming, naast de managementvergoeding van € 120.000,- die zij ontving in 2021 en 2022.
- Niet [naam 1] , maar [naam 3] heeft aanpassingen op het account van [naam 2] in de Thuiszorgplanner verricht. Zij was daar als wijkverpleegkundige toe bevoegd en het betrof noodzakelijke aanpassingen omdat [naam 2] fouten had gemaakt.
- Dat er met een aantal indicatiestellingen van [naam 2] iets mis was, betekent niet dat [bedrijfsnaam] fraude heeft gepleegd. [naam 2] is juist om die reden ontslagen op
- VGZ c.s. heeft niet gesteld dat er inhoudelijk iets mis was met de indicatiestellingen. Dat vermoeden is niet onderbouwd. Ook is niet onderzocht of betaalde zorg al dan niet is geleverd.
- De stukken die aan VGZ c.s. zijn opgestuurd, waaronder het valse diploma van [naam 1] , zijn door de medewerkers van [bedrijfsnaam] – onder leiding van [naam 3] – verzameld en opgestuurd. [naam 3] heeft het diploma vervalst. De handtekening die daaronder staat, is niet van [naam 1] afkomstig. Het enkele feit dat [naam 1] af en toe zorg heeft verleend terwijl zij niet gediplomeerd is, vormt geen fraude.
- Het gaat niet om fraude maar om een jonge organisatie die haar administratie niet geheel op orde had.
5.De beslissing
6 november 2024in het geding dient te brengen;
november 2024 tot en met februari 2025, waarna de rechtbank een nadere datum en tijdstip voor de verhoren zal vaststellen (met eventueel aansluitend een nadere mondelinge behandeling);