ECLI:NL:RBDHA:2024:17178

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/673635/KG RK 24-1408
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens procedurele beslissing en gebrek aan objectieve vrees voor partijdigheid

Op 22 oktober 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, die op 26 september 2024 een verzoek tot wraking indiende tegen mr. D. Jongsma, rechter in de hoofdzaak. Het wrakingsverzoek was ingediend in het kader van een procedure tussen Infomedics B.V. als eiseres en verzoekster als gedaagde. Verzoekster stelde dat haar zaak op dezelfde datum en tijd was gepland als een niet-gerelateerde zaak van een andere verweerder, wat haar in het nadeel zou brengen. Ze voerde aan dat de rechter niet op haar verzoeken had gereageerd en dat de gang van zaken haar recht op een eerlijk proces zou schaden.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen staat niet toe dat een procedurele beslissing, zoals het gelijktijdig plannen van zaken, als grond voor wraking kan dienen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. Daarom werd het wrakingsverzoek afgewezen en werd bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024/76
zaak- /rekestnummer: C/09/673635 / KG RK 24-1408
Beslissing van 22 oktober 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. D. Jongsma,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 26 september 2024 een wrakingsverzoek ingediend.
1.2.
De wrakingskamer heeft de beschikking over het dossier in de hoofdzaak.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 11059728 \ RL EXPL 24-7922 tussen Infomedics B.V. als eiseres en verzoekster als gedaagde (hierna: de hoofdzaak).
2.2.
De in het Nederlands vertaalde versie van het wrakingsverzoek heeft de volgende inhoud:
“Ik wreek hierbij de rechter.
Het bleek dat mijn zaak gepland staat voor hetzelfde tijdslot als een niet-gerelateerde zaak van een andere verweerder, maar dezelfde vertegenwoordiger van de tegenpartij ( [naam] incasso en deurwaarders). Ik kwam er pas bij toeval achter.
Beide claims worden ingediend door hetzelfde factureringsbedrijf (en de facturen zijn onjuist) en worden vertegenwoordigd door dezelfde deurwaarders, die frequente spelers zijn bij de rechtbank en kennelijk op vriendschappelijke voet staan met de rechtbank. Dit is echter waarschijnlijk van toepassing op veel zaken die bij de rechtbank worden behandeld.
De andere omstandigheden van de zaken zijn totaal verschillend en er zijn verschillende dienstverleners bij betrokken. Dergelijke zaken worden normaal gesproken niet voor hetzelfde tijdslot gestapeld. Ik kan geen wettelijke basis of goede reden zien om dat voor mijn zaak te doen en de rechtbank heeft dit ondanks mijn verzoeken niet uitgelegd en geen gemotiveerde reactie gegeven.
Het is ook ondenkbaar dat vertegenwoordigde respondenten geen niet-gerelateerde zaken zouden hebben in dezelfde hoorzitting; en niet-vertegenwoordigde respondenten zoals ik hadden niet anders behandeld mogen worden omdat ze geen wettelijke vertegenwoordiger hadden.
Zo’n opstelling brengt mij duidelijk in het nadeel, maar maakt het makkelijker voor de deurwaarders. Het kan geen enkele open-minded rechter schelen dat de opstelling mijn recht op een eerlijk proces in de weg staat. Hoewel ik de rechtbank heb geschreven over de negatieve implicaties voor mijn zaak, besloot de rechter in de zaak om toch niet-gerelateerde zaken in dezelfde tijd te horen en verklaarde zonder enige reden dat de zaken vergelijkbaar zijn.
Door te brandmerken als ‘soortgelijke’ niet-gerelateerde zaken waarbij verschillende respondenten (en dienstverleners) betrokken zijn, laat de rechter zien dat hij zich niet bezighoudt met de feitelijke omstandigheden, niet van plan is deze te onderzoeken en al een beslissing heeft genomen.
Er moet niet alleen recht worden gedaan, maar ook worden gezien dat recht wordt gedaan. Wat echter wel wordt gezien, is dat de rechter de deeurwaarders bevoordeelt en hun onterechte praktijken aanmoedigt, maar de zaken van niet-vertegenwoordigde respondenten zoals ik niet serieus neemt.
In samenhang met mijn wraking verzoek vraag ik om mij de datum te geven die laat zien hoeveel van de zaken die [naam] vertegenwoordigde, in de afgelopen vijf jaar door de rechter in mijn zaak zijn behandeld en hoeveel claims zijn toegekend.
Ik vraag ook om inzage en toestemming om volledige gronden in te dienen tijdens de hoorzitting.”

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Naar de wrakingskamer begrijpt wraakt verzoekster de rechter, omdat er twee zaken tussen dezelfde eisende partij, maar met verschillende gedaagde partijen – onder wie verzoekster – op dezelfde datum en op hetzelfde tijdstip zijn gepland voor een mondelinge behandeling. Verzoekster is daar bij toeval achter gekomen. Zij stelt in dat verband verder dat dit haar duidelijk benadeelt. Er is geen wettelijke basis of goede reden om dit te doen en de rechtbank heeft dit, ondanks haar verzoeken daartoe, niet uitgelegd en geen gemotiveerde reactie gegeven, aldus verzoekster.
3.3.
De beslissing om twee zaken tegelijkertijd op zitting te zetten is een procedurele beslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zicht er ook tegen dat het ontbreken van een motivering van een beslissing, zoals hier aan de orde, grond kan vormen voor wraking. Gelet hierop en op het ontbreken van andere feiten of omstandigheden waaruit de wrakingskamer de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden, wordt het wrakingsverzoek afgewezen.
3.4.
Voor een behandeling van het wrakingsverzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, A.M.A. Keulen en A.M. Boogers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.