ECLI:NL:RBDHA:2024:17140

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.39295
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000; validatie digitale handtekening; beroep ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarbij aan eiser de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die de Nigeriaanse nationaliteit heeft, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en tevens verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten na het indienen van de gronden van beroep door eiser op 14 oktober 2024 en het verweerschrift van de verweerder op 15 oktober 2024.

De rechtbank heeft overwogen dat de handtekening onder de maatregel van bewaring niet gevalideerd kon worden, maar dat verweerder op verzoek van de rechtbank op 14 oktober 2024 alsnog een digitaal afschrift heeft toegestuurd, waardoor de handtekening kon worden gevalideerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is, ondanks de eerdere problemen met de validatie van de handtekening.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de zware gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd, feitelijk juist zijn. Eiser heeft niet op de voorgeschreven wijze Nederland binnengekomen en heeft geen medewerking verleend aan zijn terugkeer naar Nigeria. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen lichter middel doeltreffend kan worden toegepast en dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd is. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft geen proceskosten aan verweerder opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.39295

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. S. Igdeli),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: S.H.F. Pols).

Procesverloop

Bij besluit van 7 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft ingestemd met schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op 14 oktober 2024 gronden van beroep ingediend. Verweerder heeft op 15 oktober 2024 een verweerschrift ingediend.
Op 17 oktober 2024 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1976 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben.
Valideren digitale handtekening van de maatregel van bewaring
2. Eiser voert aan dat de handtekening van de maatregel van bewaring niet gevalideerd kan worden, en dat om die reden de maatregel van bewaring van meet af aan onrechtmatig is. Verweerder heeft verder niet voldaan aan het verzoek van de rechtbank om een digitaal afschrift van de maatregel per e-mail aan de rechtbank toe te zenden.
3. Deze beroepsgrond slaagt niet. Omdat gebleken is dat de handtekening onder de maatregel die verweerder in het digitale systeem van de rechtspraak heeft geplaatst niet kon worden gevalideerd, heeft de rechtbank verweerder op 10 oktober 2024 verzocht om vóór maandag 14 oktober 2024, 12:00 uur, een digitaal afschrift van de maatregel per e-mail toe te zenden. Verweerder heeft op 14 oktober 2024 om 13:37 uur aan dat verzoek gehoor gegeven. De rechtbank heeft de handtekening onder de maatregel kunnen valideren. De rechtbank heeft zodoende de ondertekenaar geïdentificeerd, vastgesteld dat handtekening voldoet aan de in artikel 2:16 van de Awb [1] gestelde vereisten en dat het document sinds de ondertekening ongewijzigd is gebleven. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te oordelen dat de maatregel om die reden onrechtmatig is. Overigens is niet gebleken of onderbouwd dat eiser de handtekening onder de maatregel van bewaring niet heeft kunnen valideren. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te oordelen dat de maatregel om die reden onrechtmatig is.
De maatregel van bewaring
4. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden [2] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden [3] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
5. Eiser betwist alle zware en lichte gronden die ten grondslag zijn gelegd aan de maatregel van bewaring.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in ieder geval terecht de zware gronden 3a, 3c en 3i aan de maatregel ten grondslag heeft gelegd. De rechtbank stelt vast dat eiser niet beschikt over een nationaal paspoort of ander document voor grensoverschrijding en een geldig visum. Eiser is dan ook niet op rechtmatige wijze Nederland binnengekomen. Deze grond is dan ook feitelijk juist. Dat eiser een asielzoeker is en dat asielzoekers in de regel niet op voorgeschreven wijze binnenkomen maakt dat niet anders. Daarnaast is zware grond 3c feitelijk juist. De beschikking van 6 juli 2021 geldt namelijk tevens als terugkeerbesluit. De rechtbank merkt in dit verband op dat in tegenstelling tot het in het verweerschrift ingenomen standpunt in dit besluit wel degelijk een land van terugkeer genoemd. Tot slot is zware grond 3i feitelijk juist. Eiser heeft namelijk meermaals te kennen gegeven dat hij niet wil terugkeren naar Nigeria, onder andere in het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling. De omstandigheid dat eiser in het AZC heeft verbleven en dat hij is verschenen voor vertrekgesprekken, betekent niet dat eiser zijn medewerking heeft verleend aan zijn terugkeer naar Nigeria. Immers, niet is gebleken dat eiser enige activiteiten heeft ondernomen om zijn vertrek te realiseren. Deze zware gronden konden daarom ten grondslag worden gelegd aan de maatregel en zijn voldoende om de maatregel van bewaring te dragen.
Lichter middel
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend kan worden toegepast. Uit de zware gronden die ten grondslag zijn gelegd aan de maatregel van bewaring volgt een risico op onttrekking. Daarnaast hebben een eerdere meldplicht, de vertrektermijn en het uitnodigen voor vertrekgesprekken met het doel om eisers vrijwillige terugkeer voor te bereiden niet geleid tot het daadwerkelijke vertrek van eiser. Het feit dat eiser aanwezig was bij vertrekgesprekken, maakt daarom niet dat het doelmatig is om eiser zelfstandig terug te laten keren naar Nigeria. Eiser heeft verder ook meerdere keren verklaard dat hij niet wil meewerken aan zijn vertrek naar Nigeria.
Ambtshalve toetsing
8. Ook overigens is niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
Slotsom
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 17 oktober 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.