ECLI:NL:RBDHA:2024:17136

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/672582 / JE RK 24-1667
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van zes weken

Op 1 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland betreffende een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de minderjarige, geboren in 2007. Deze beschikking volgt op een eerder verleende spoedmachtiging van 18 september 2024, die de minderjarige toestond om in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te verblijven. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, haar advocaat, en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en haar zorgen over haar huidige situatie besproken.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige zich in een onveilige situatie bevindt, met zorgen over haar gedrag en haar netwerk. Er zijn aanwijzingen dat zij zich opnieuw omringt met problematische invloeden, waaronder meerderjarige mannen met een crimineel verleden. De kinderrechter oordeelt dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen en haar te stabiliseren. De kinderrechter heeft de zorgen van de gecertificeerde instelling onderschreven en benadrukt dat er geen minder ingrijpende alternatieven zijn om de problemen van de minderjarige aan te pakken.

De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van zes weken, van 1 oktober 2024 tot 12 november 2024, en benadrukt het belang van een zorgvuldige aanpak in deze periode, met aandacht voor de toekomst van de minderjarige en de mogelijkheden voor dagbesteding en vervolgplaatsing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/672582 / JE RK 24-1667
Datum uitspraak: 1 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp na een spoedmachtiging
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
gevestigd te Gouda,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. D.S. Lösing te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de pleegmoeder],
hierna te noemen: de pleegmoeder,
wonende te [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de pleegvader],
hierna te noemen: de pleegvader,
wonende te [woonplaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 18 september 2024 is een spoedmachtiging verleend om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven van 18 september 2024 tot 2 oktober 2024. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze mondelinge behandeling ter zitting.
1.2.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
- voornoemde beschikking van 18 september 2024 en de daarin genoemde stukken;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 28 september 2024 als bedoeld in artikel 6.1.2, vijfde lid van de Jeugdwet.
1.3.
Op 1 oktober 2024 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij waren aanwezig:
- [de minderjarige] met haar advocaat;
- [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • de pleegmoeder;
  • de pleegvader.
Ter zitting heeft de kinderrechter de pleegvader aangemerkt als informant.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover voorafgaand aan de mondelinge behandeling – in de aanwezigheid van haar advocaat – een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige] verblijft in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp, te weten bij Pluryn in Eefde.
2.2.
Voor de overige feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 18 september 2024.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek strekt tot het verlenen van een machtiging om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes weken.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. Vanaf maart 2024 verblijft [de minderjarige] op een open groep van Inspire in Amsterdam. Sinds juni 2024 is er een onverklaarbare verandering zichtbaar in het gedrag van [de minderjarige] . Zij is niet meer werkzaam bij haar baan bij het Kruidvat en er zijn zorgen over haar financiën. [de minderjarige] ontvangt geld via onverklaarbare tikkies en heeft veel openstaande boetes. Zij lijkt zich opnieuw te begeven binnen het netwerk, waar zij voor de gesloten plaatsing mee optrok. [de minderjarige] is meermaals aangetroffen – en tweemaal aangehouden door de politie - in een auto in het gezelschap van mannen van rond de dertig en veertig jaar oud. Bij één van de aanhoudingen is cocaïne aangetroffen in de auto en had [de minderjarige] een groot keukenmes in haar tas. Bovendien heeft een van de mannen meerdere antecedenten op zijn naam staan, waaronder een poging moord, ontvoering en bezit van harddrugs. De gecertifceerde instelling, de Waag en Inspire maken zich ernstige zorgen over [de minderjarige] . Hoewel de gecertificeerde instelling samen met de hulpverlening haar best heeft gedaan om een gesloten plaatsing te voorkomen kunnen Inspire en de gecertificeerde instelling de veiligheid van [de minderjarige] niet meer waarborgen. Er zijn grote zorgen over haar netwerk en er is geen zicht op [de minderjarige] , waarbij ook de pleegouders merken dat zij steeds meer uit contact raakt. Een gesloten plaatsing is noodzakelijk om [de minderjarige] te beschermen, te stabiliseren en de structuur terug te brengen in haar leven. Daarnaast is het belangrijk dat zij weer in contact komt met de hulpverlening. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling toegelicht dat de machtiging wordt verzocht voor de korte duur van zes weken, omdat er nog veel onduidelijk is over een eventuele vervolgplaatsing van [de minderjarige] en er vanuit de gesloten instelling ook zorgen waren – gezien het netwerk van [de minderjarige] – over de veiligheid. De komende zes weken wil de gecertificeerde instelling verder onderzoeken wat een passend perspectief en verblijf is voor [de minderjarige] , waarbij ook de mogelijkheid van een buitenlandtraject nader zal worden onderzocht.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens [de minderjarige] is ter zitting – kort weergegeven – het volgende naar voren gebracht. [de minderjarige] geeft toe dat zij domme dingen heeft gedaan, maar volgens haar zijn dit wel iets andere dingen, dan zoals staat beschreven in het verzoekschrift. Zij heeft met name veel geblowd. [de minderjarige] vindt het niet leuk om op een gesloten groep te verblijven, maar ze snapt wel waarom het verzoek is gedaan en het gaat op dit moment goed op de groep. Zij wil graag naar de toekomst kijken. Het is voor haar heel belangrijk dat zij dagbesteding heeft en met de huidige groep zijn zij op dit moment aan het kijken of een BBL-opleiding in de zorg met werken en leren een mogelijkheid kan zijn. De advocaat van [de minderjarige] brengt nog naar voren dat een buitenland traject iets moois zou kunnen zijn, maar dat het dan wel nodig is dat [de minderjarige] hier achterstaat en dat zij ook helemaal het proces wordt meegenomen. Volgens [de minderjarige] is een maand voldoende om de doelen te bereiken en zij verzoekt dan ook om de machtiging in duur te bekorten tot één maand.
4.2.
De pleegmoeder kan instemmen met het verzochte. De pleegmoeder is blij dat er door de gesloten plaatsing rust is gekomen en de pleegmoeder was positief verrast op welke wijze [de minderjarige] in alle rust naar de gesloten plek is gegaan. De pleegmoeder is ook blij met het contact dat zij als pleegouders op dit moment met [de minderjarige] hebben. Hoewel de pleegmoeder een talentvolle en toegankelijke meid ziet, weet zij ook dat zij heel veel niet weet van [de minderjarige] . De pleegmoeder hoopt dat [de minderjarige] uiteindelijk helemaal open durft te zijn naar hen toe en dat zij niets meer voor hen verborgen hoeft te houden. De pleegvader heeft desgevraagd aangevuld dat hij het vervelend vindt dat [de minderjarige] pas tijdens de zitting voor het eerst te horen krijgt dat een buitenland-traject wordt overwogen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Nadat het een periode goed leek te gaan op de open groep bij Inspire zijn de afgelopen maanden de zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] opnieuw sterk verergerd. De kinderrechter onderschrijft de zorgen zoals zij door de gecertificeerde instelling naar voren zijn gebracht. [de minderjarige] laat zelfbepalend gedrag zien en lijkt zich opnieuw te begeven in haar oude (onveilige) netwerk.
[de minderjarige] onttrekt zich aan de hulpverlening en is meermaals aangetroffen met meerderjarige mannen in een auto. Tweemaal wordt [de minderjarige] in het bijzijn van deze mannen aangehouden, eenmaal op het vermoeden van dealen en eenmaal wordt in de auto cocaïne aangetroffen en had [de minderjarige] zelf ook een groot mes bij zich. Daarnaast is één van de mannen een bekende bij de politie vanwege ernstige feiten. De kinderrechter maakt zich grote zorgen dat [de minderjarige] zich omringt met mensen uit een crimineel en zorgelijk netwerk. [de minderjarige] brengt zichzelf in risicovolle situaties en haar veiligheid kan vanuit de open setting niet langer gewaarborgd worden. Naar het oordeel van de kinderrechter zijn de kaders van gesloten noodzakelijk en geschikt om de veiligheid van [de minderjarige] te garanderen en ervoor te zorgen dat zij kan stabiliseren, zonder dat zij zich kan onttrekken aan de hulp. Gezien de veiligheidsrisico’s en de eerdere hulp die is ingezet, is er naar het oordeel van de kinderrechter geen ander alternatief dan een gesloten plaatsing. Het is positief om te horen dat [de minderjarige] zelf ook graag naar de toekomst wil kijken en het liefst zo snel mogelijk wil starten met dagbesteding. De komende periode zal de gecertificeerde instelling samen met [de minderjarige] moeten gaan onderzoeken welke dagbesteding passend is, zoals bijvoorbeeld het reeds ter zitting besproken BBL-traject in de zorg. Daarnaast zullen zij moeten onderzoeken wat een passende vervolgplek en perspectief is voor [de minderjarige] . Ter zitting is duidelijk geworden dat de gecertificeerde instelling op dit moment ook onderzoekt of een plaatsing in het buitenland passend kan zijn. Gezien de genoemde stappen die nog gezet moeten worden acht de kinderrechter een plaatsing voor de duur van zes weken in ieder geval passend en geboden en ziet zij geen aanleiding om de machtiging in duur te bekorten. Daarbij is het van groot belang dat de gecertificeerde instelling, gelet op de naderende meerderjarigheid van [de minderjarige] , met voortvarendheid aan de slag gaat. Zoals de kinderrechter ook ter zitting heeft benadrukt staat [de minderjarige] , net voor haar achttiende, op een belangrijk kruispunt in haar leven. De kinderrechter ziet dat [de minderjarige] – naast een zorgelijk netwerk – ook omringd wordt met een steunend netwerk en zij hoopt dat [de minderjarige] ook zelf de keuze gaat maken – en zij dit zichzelf ook gunt – om met zichzelf hard aan de slag te gaan, zodat zij met alle hulp die haar nu nog wordt aangeboden toe kan werken naar een positieve toekomst.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 1 oktober 2024 tot 12 november 2024.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2024 door mr.drs. W.G. de Boer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier, en op schrift gesteld op 14 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.