ECLI:NL:RBDHA:2024:17123

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
10967388 \ CV EXPL 24-837
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur van strandgedeelte en afvoer bedrijfsafval door gemeente

In deze zaak vorderen de strandtenthouders, bestaande uit ALEXANDER HOTEL B.V., DE STRAND GANS B.V. en DE ZEEMEEUW V.O.F., dat de gemeente Noordwijk verantwoordelijk is voor het afvoeren van hun bedrijfsafval. De strandtenthouders huren een gedeelte van het strand van de gemeente voor de exploitatie van een jaarrond strandpaviljoen. De huurovereenkomsten bevatten bepalingen over de verantwoordelijkheden van de huurder en verhuurder met betrekking tot het afvoeren van afval. De gemeente heeft echter eenzijdig besloten dat de strandtenthouders vanaf 1 januari 2024 zelf verantwoordelijk zijn voor de afvoer van hun bedrijfsafval, wat leidt tot een geschil over de interpretatie van de huurovereenkomsten.

De kantonrechter oordeelt dat de verplichting tot het afvoeren van het bedrijfsafval een vast onderdeel is van de huurovereenkomst en dat de gemeente deze verplichting niet eenzijdig kan wijzigen. De rechter wijst de vorderingen van de strandtenthouders toe en verklaart dat de gemeente Noordwijk voor haar rekening moet zorgdragen voor het afvoeren van het bedrijfsafval. Tevens wordt bepaald dat de strandtenthouders de kosten voor het afvoeren van het bedrijfsafval vanaf 1 januari 2024 mogen verrekenen met nog te vervallen huurpenningen. De gemeente wordt veroordeeld in de proceskosten van de strandtenthouders, die in totaal € 919,37 bedragen.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Leiden
QS/NvE/c
Zaaknummer: 10967388 \ CV EXPL 24-837
Vonnis van 30 oktober 2024
in de zaak van

1.de besloten vennootschap ALEXANDER HOTEL B.V.,

te Noordwijk,
2. de besloten vennootschap DE STRAND GANS B.V.,
te Noordwijk,
3. de vennootschap onder firma DE ZEEMEEUW V.O.F.,
te Noordwijk,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: de strandtenthouders,
gemachtigde: mr. F.M.L. Dekkers,
tegen
de publiekrechte rechtspersoon GEMEENTE NOORDWIJK,
te Noordwijk,
gedaagde partij,
hierna te noemen: gemeente Noordwijk,
gemachtigde: mr. W. Lever.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 februari 2024 met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte overlegging producties van de strandtenthouders van 20 september 2024,
- de mondelinge behandeling van 1 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De strandtenthouders huren van gemeente Noordwijk, elk een gedeelte van het strand te Noordwijk ten behoeve van de exploitatie van een jaarrond strandpaviljoen met aanhorigheden.
2.2.
Artikel 4 lid 5 van de huurovereenkomsten bepaalt onder meer het volgende:
“Voor rekening van huurder zijn, ook als verhuurder daarvoor wordt aangeslagen, milieuheffingen, rioolrechten, de onroerende zaakbelasting (eigenaarsdeel en gebruikersdeel) en eventueel andere lasten en belastingen, hoe ook genaamd, waarvoor verhuurster wegens het gebruik van het gehuurde mocht worden aangeslagen. (…)”.
2.3.
Artikel 10 lid 1 van de huurovereenkomsten bevat een huurprijswijzigingsbeding.
2.4.
Op de huurovereenkomsten zijn de “Algemene huurbepalingen huurovereenkomst onbebouwde grond t.b.v. de exploitatie van jaarrond strandpaviljoens” van toepassing. Artikel 22 van die algemene bepalingen bepaalt onder meer het volgende:
“Huurder dient zorg te dragen voor een frequente en goede reiniging van het jaarrond strandpaviljoen (niet aanhorigheden) en het strandgedeelte, gelegen voor/achter/naast het jaarrond strandpaviljoen met aanhorigheden). Hiertoe behoort het verwijderen van opgewaaid zand tegen het paviljoen, het tijdig en regelmatig legen van de vuilnisbakken op en rondom het gehuurde, het oprapen en verzamelen van door het publiek achtergelaten afval en het op aanwijzing van verhuurster aanbieden van afval aan de afvoerder van het vuil. Buiten het gehuurde mogen geen lege dozen en ander afval worden opgeslagen. Verhuurster zorgt voor het vervoeren van het afval dat in de daarvoor bestemde ondergrondse containers dient te worden opgeslagen.”
2.5.
Op 4 april 2018 heeft het college van B&W aan de gemeenteraad verzocht om onderzoek te doen hoe het bedrijfsafval kan worden doorberekend of terug overgedragen kan worden aan de strandtenthouders.
2.6.
Op 11 juni 2019 schrijft de gemeente Noordwijk onder meer het volgende aan de strandtenthouders:
“(…) In ieder geval zijn wij voornemens om de kosten met betrekking tot het afvoeren van bedrijfsafval niet meer te verdisconteren in de door u te betalen huurprijs. Sinds 1 februari 2019 wordt het bedrijfsafval afzonderlijk per paviljoen gewogen. (…)”
2.7.
De gemeente heeft aan de strandtenthouders een voorstel gedaan tot wijziging van de huurprijs. Deze wijziging zag op een verhoging van de huurprijs en het overhevelen van het regelen en betalen van afvoer van bedrijfsafval door de strandtenthouders zelf.
2.8.
Op 12 december 2023 schrijft de gemachtigde van gemeente Noordwijk aan de strandtenthouders onder meer het volgende:
“(…) Daarnaast heeft de gemeente u reeds bij brief van 29 oktober 2019 bericht dat de kosten met betrekking tot het afvoeren van bedrijfsafval in ieder geval niet meer zouden worden verdisconteerd in de door u te betalen huurprijs. (…)Namens de gemeente bericht ik u dat uw weigering om in te stemmen met het huurprijsvoorstel —voor nu —het volgende met zich brengt:
1. De huurprijs zoals thans geldend op grond van de huurovereenkomst blijft
(vooralsnog) onveranderd. (…)
2. Per 1 januari 2024 dient u zelf, op eigen kosten, zorg te dragen voor het ophalen
van uw bedrijfsafval. (…).
2.9.
Op 27 december 2023 schrijft de gemachtigde van gemeente Noordwijk aan de strandtenthouders onder meer het volgende:
“(…) Sinds 2018/2019 zijn de paviljoenhouders ervan op de hoogte dat de gemeente gebruik wenst te maken van de in de huurovereenkomst vermelde huurprijsherzieningsmogelijkheid alsmede dat de kosten met betrekking tot het afvoeren van bedrijfsafval in ieder geval niet meer zouden worden verdisconteerd in de door de paviljoenhouders te betalen huurprijs. (…)”.

3.Het geschil

3.1.
De strandtenthouders vorderen - samengevat – :
I. een verklaring voor recht dat gemeente Noordwijk voor haar rekening moet zorgdragen voor het afvoeren van het bedrijfsafval van de strandtenthouders, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,--, te vermeerderen met € 1.000,-- voor elke dag dat gedaagde na betekening van dit vonnis in gebreke blijft met de uitvoering daarvan,
II. dat de kantonrechter bepaalt dat de strandtenthouders gerechtigd zijn om de kosten van afvoer van bedrijfsafval vanaf 1 januari 2024 te verrekenen met nog te vervallen huurpenningen totdat de gemeente de veroordeling onder sub I volledig nakomt,
III. gemeente Noordwijk te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
De strandtenthouders leggen aan hun vordering verkort weergegeven het volgende ten grondslag. Partijen hebben huurovereenkomsten gesloten waarin is bepaald dat gemeente Noordwijk zal zorgdragen voor het afvoeren van het bedrijfsafval van de strandtenthouders. Gemeente Noordwijk heeft deze verplichting eenzijdig gewijzigd en doorgevoerd dat de strandtenthouders met ingang van 1 januari 2024 zelf moeten zorgdragen voor de afvoer van bedrijfsafval en de kosten daarvan. Nu dit een verplichting is die voortvloeit uit de huurovereenkomst kan gemeente Noordwijk deze niet eenzijdig wijzigen. De strandtenthouders vragen daarom nakoming van gemeente Noordwijk van de verplichting tot afvoer van het bedrijfsafval en voldoening van de daarmee gepaard gaande kosten.
3.3.
Gemeente Noordwijk voert kort gezegd aan dat geen sprake van strijd is met de huurovereenkomsten, althans dat met de strandtenthouders gewijzigde afspraken zijn gemaakt, althans dat de strandtenthouders gemeente Noordwijk naar eisen van redelijkheid en billijkheid niet aan de huurovereenkomst kunnen houden. Gemeente Noordwijk concludeert dan ook tot niet-ontvankelijkheid van de strandtenthouders, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de strandtenthouders, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de strandtenthouders in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak gaat het om de vraag voor wiens rekening het afvoeren van het bedrijfsafval van de strandtenthouders komt.
4.2.
De strandtenthouders stellen dat op grond van artikel 22 van de algemene bepalingen het afvoeren van bedrijfsafval voor rekening komt van gemeente Noordwijk en dat de kosten daarvan verdisconteerd zijn in de door de strandtenthouders te betalen huurprijs. Gemeente Noordwijk heeft deze kosten in het verleden ook altijd al voldaan.
4.3.
Volgens gemeente Noordwijk moet artikel 22 zo worden uitgelegd dat daaruit volgt dat enkel het afval dat door het publiek wordt achtergelaten voor rekening van gemeente Noordwijk komt en dat bedrijfsafval daarbuiten valt. Dat zij lange tijd die kosten wel heeft gedagen levert hooguit een bestendige gedragslijn op, maar die kan worden opgezegd, dan wel kan worden gewijzigd. De kosten voor het afvoeren van bedrijfsafval mag gemeente Noordwijk bovendien op grond van artikel 4 lid 5 van de huurovereenkomst aan de strandtenthouders doorbelasten. Dat dat in het verleden nooit is gedaan, maakt niet dat gemeente Noordwijk dit in de toekomst niet meer kan doen.
4.4.
De kantonrechter overweegt dat uit de letterlijke tekst van artikel 22 van de algemene bepalingen niet expliciet volgt dat het afvoeren van het bedrijfsafval voor rekening van gemeente Noordwijk komt. De kop van dit artikel is ook ‘
Reining strandgedeelte’, maar aan het eind staat ‘
Verhuurster zorgt voor het vervoeren van het afval dat in de daarvoor bestemde ondergrondse containers dient te worden opgeslagen.’ De letterlijke tekst van een schriftelijk stuk is echter juridisch gezien niet altijd doorslaggevend. Partijen kunnen iets anders bedoeld en afgesproken hebben dan er is opgeschreven. Een schriftelijk stuk moet daarom worden uitgelegd. Voor de uitleg van een bepaling in een overeenkomst is niet alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract van doorslaggevend belang is. Voor de beantwoording van die vraag komt het volgens vaste rechtspraak aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen, op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten en de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan de bepaling. Bij deze uitleg dient rekening te worden houden met alle bijzondere omstandigheden van het gegeven geval.
4.5.
In dit kader overweegt de kantonrechter dat vast staat dat het afvoeren van het afval, inclusief het bedrijfsafval, al sinds de jaren 90 op kosten van gemeente Noordwijk plaatsvindt. Voor het afvoeren van het bedrijfsafval heeft zij nooit de kosten doorbelast aan de strandtenthouders. De strandtenthouders hebben hun bedrijfsafval altijd in dezelfde containers gedaan waarin ook het publieksafval wordt gegooid. Er is ook geen andere container beschikbaar. Dit was bekend bij gemeente Noordwijk en zij heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt en altijd de containers geleegd. Verder volgt uit meerdere berichten van (vertegenwoordigers van) gemeente Noordwijk dat de kosten van het bedrijfsafval momenteel verdisconteerd zit in de huurprijs. Het college van B&W schrijft immers op 4 april 2018 aan de gemeenteraad
“er dient daarom onderzocht te worden hoe het bedrijfsafval kan worden doorberekend of terug overgedragen aan de paviljoenhouders.”En op 11 juni 2019 schrijft gemeente Noordwijk onder meer aan de strandtenthouders “
In ieder geval zijn wij voornemens om de kosten met betrekking tot het afvoeren van bedrijfsafval niet meer te verdisconteren in de door u te betalen huurprijs.”
4.6.
Anders dan gemeente Noordwijk heeft betoogd is hier niet sprake van een bestendige gedragslijn dat zij jarenlang de kosten voor het ophalen van het bedrijfsafval voor haar rekening heeft genomen. Het gaat hier om een verplichting van gemeente Noordwijk die volgt uit artikel 22 van de algemene bepalingen. Gelet op de tekst van dat artikel, de uitleg die partijen in de loop der jaren daaraan hebben gegeven, evenals de wijze waarop daaraan jarenlang uitvoering is gegeven maakt dat het afvoeren van het bedrijfsafval door gemeente Noordwijk een vast onderdeel is van de huurovereenkomst. Eenzijdige wijzing of opzegging van deze verplichting is dan ook niet mogelijk.
4.7.
Dat gemeente Noordwijk op grond van artikel 4 lid 5 van de huurovereenkomsten de kosten voor het afvoeren van bedrijfsafval kan doorbelasten aan de strandtenthouders volgt de kantonrechter niet. Artikel 4 lid 5 van de huurovereenkomsten ziet op de gevallen waarin gemeente Noordwijk wordt aangeslagen voor lasten en belastingen. Die aanslagen kan zij zichzelf wellicht als publiekrechtelijk orgaan opleggen, maar die kunnen niet gebaseerd zijn op haar privaatrechtelijke verplichting(en) die zij als verhuurder contractueel heeft afgesloten met het vuilafvoerbedrijf. Pas nadat een geschil was ontstaan tussen partijen, is gemeente Noordwijk zich op haar positie als publiekrechtelijk orgaan gaan beroepen. Zij doet dat echter niet vanwege haar publiekrechtelijke belangen, maar primair om in de privaatrechtelijke verhouding ervoor te zorgen dat de kosten voor het bedrijfsafval kunnen worden doorbelast aan de strandtenthouders. Toepassing van haar publiekrechtelijke bevoegdheden onder deze omstandigheden acht de kantonrechter misbruik van haar publiekrechtelijke bevoegdheden.
4.8.
De conclusie is daarom dat het afvoeren van het bedrijfsafval door gemeente Noordwijk onderdeel is van de huurovereenkomst tussen partijen en dat de kosten daarvan verdisconteerd zijn in de huurprijs, waardoor gemeente Noordwijk geen aparte kosten meer in rekening kan brengen op grond van de huurovereenkomst.
4.9.
Gemeente Noordwijk heeft subsidiair aangevoerd dat met de strandtenthouders overleggen zijn gevoerd en dat er gewijzigde afspraken zijn gemaakt. De strandtenthouders zouden ermee hebben ingestemd dat de huurprijs wordt gewijzigd, waarbij de huur en de doorberekening van de afvalkosten zouden worden gescheiden. De strandtenthouders hebben daar uitvoering aan gegeven door zelf rechtstreeks contracten af te sluiten met een vuilafvoerbedrijf voor 2024.
4.10.
De kantonrechter zal het subsidiaire verweer van gemeente Noordwijk verwerpen en daarmee de betwisting van de strandtenthouders volgen dat zij hebben ingestemd met de gewijzigde afspraken. Hoewel tussen gemeente Noordwijk en alle strandtenthouders is gesproken over het afvoeren van het bedrijfsafval door de strandtenthouders, blijkt uit de stukken niet dat de strandtenthouders hebben ingestemd met een wijziging van de huurovereenkomst. Zo waren bij de overleggen niet alle strandtenthouders aanwezig en werden de gesprekken gevoerd met woordvoerders die niet (alle) strandtenthouders vertegenwoordigde. Als uitgangspunt heeft te gelden dat een overeenkomst in beginsel niet eenzijdig kan worden gewijzigd. Een overeenkomst berust immers op wilsovereenstemming van beide partijen en een latere wijziging van de overeenkomst zal ook op wilsovereenstemming moeten berusten. Omdat partijen geen wilsovereenstemming hebben bereikt over de voorwaarden tot wijziging van de huurovereenkomst, zijn er ook geen gewijzigde afspraken gemaakt over het in rekening brengen van de bedrijfsafvalkosten. Ook het feit dat de strandtenthouders zelf contracten hebben afgesloten met een vuilafvoerbedrijf maakt niet dat zij hebben ingestemd met de wijziging van de huurovereenkomst. Zij waren daartoe immers genoodzaakt, omdat gemeente Noordwijk dit niet meer zou doen. Wanneer zij geen contract zouden afsluiten zou het afval zich blijven opstapelen.
4.11.
Meer subsidiair doet gemeente Noordwijk een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW. De strandtenthouders zijn al jaren bekend dat zij de kosten voor het afvoeren van hun bedrijfsafval voor hun eigen rekening moeten nemen. Sinds het aangaan van de huurovereenkomsten zijn de kosten voor het afvoeren van het bedrijfsafval steeds gestegen en staan niet meer in redelijke verhouding tot de huurinkomsten. Er is ook geen drijfveer om de hoeveelheid bedrijfsafval te reduceren als gemeente Noordwijk voor het afvoeren daarvan betaalt. Verder hebben de strandtenthouders een economisch voordeel genoten die de andere ondernemers in Noordwijk niet hebben, omdat die wel zelf verantwoordelijk zijn voor het afvoeren van bedrijfsafval.
4.12.
De strandtenthouders betwisten dat is voldaan aan de maatstaf van artikel 6:248 lid 2 BW.
4.13.
Ingevolge artikel 6:248 lid 2 BW is een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel niet van toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Met deze bewoordingen heeft de wetgever tot uitdrukking gebracht dat de rechter terughoudend moet omgaan met deze mogelijkheid. Het gaat er niet om of toepassing van een rechtsregel onredelijk is, maar of toepassing van die regel leidt tot onaanvaardbare gevolgen. Dat wordt niet snel aangenomen. Het is dan ook vaste rechtspraak dat sprake moet zijn van uitzonderlijke omstandigheden.
4.14.
Naar het oordeel van de kantonrechter rechtvaardigen de aangevoerde omstandigheden niet de conclusie dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat gemeente Noordwijk voor haar rekening zorg moet dragen voor het afvoeren van het bedrijfsafval. De aangevoerde belangen van gemeente Noordwijk kunnen namelijk ook worden bewerkstelligd door de route te volgen van het huurprijswijzigingsbeding van artikel 10 lid 1 van de huurovereenkomst. Daarmee kunnen de gevolgen van het dragen van de bedrijfsafvalkosten voor gemeente Noordwijk worden opgelost. Het beroep op artikel 6:248 lid 2 BW wordt dan ook verworpen.
4.15.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de verklaring voor recht wordt toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen. Artikel 611a van Burgerlijke rechtsvordering bepaalt dat een dwangsom kan worden opgelegd voor het geval dat aan de hoofdveroordeling niet wordt voldaan. In dit geval is er geen veroordeling uitgesproken, maar een verklaring voor recht gegeven, zoals gevorderd. Aan een verklaring voor recht zit voor de verliezende partij geen directe handeling verbonden, zodat daaraan ook geen dwangsom gekoppeld kan worden. De kantonrechter zal verder bepalen dat de strandtenthouders de kosten voor het afvoeren van het bedrijfsafval vanaf 1 januari 2024 mag verrekenen met nog te vervallen huurpenningen totdat gemeente Noordwijk die verplichting zelf weer op zich neemt dan wel partijen op andere wijze overeenstemming met elkaar hebben bereikt.
4.16.
Gemeente Noordwijk is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de strandtenthouders worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,37
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
919,37

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat gemeente Noordwijk voor haar rekening moet zorgdragen voor het afvoeren van het bedrijfsafval van de strandtenthouders,
5.2.
bepaalt dat de strandtenthouders gerechtigd zijn om de kosten van het afvoer van bedrijfsafval vanaf 1 januari 2024 te verrekenen met nog te vervallen huurpenningen totdat gemeente Noordwijk die verplichting zelf weer op zich neemt dan wel partijen op andere wijze overeenstemming met elkaar hebben bereikt,
5.3.
veroordeelt Gemeente Noordwijk in de proceskosten van € 919,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Gemeente Noordwijk niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.F.H. van Eijk en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2024.