ECLI:NL:RBDHA:2024:17096

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.34656
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-overdracht naar Zweden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.E.J.M. van den Toorn, had tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 3 september 2024, hield in dat de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling werd genomen, omdat Zweden verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechter overwoog dat de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling was genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat een andere lidstaat verantwoordelijk was. De rechter stelde vast dat de overdracht aan Zweden uiterlijk op 24 november 2024 moest plaatsvinden, en dat het beroep van verzoeker hoogstwaarschijnlijk niet voor deze datum kon worden afgedaan.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van verzoeker om de uitspraak op zijn beroep in Nederland af te wachten zwaarder weegt dan het belang van de minister om verzoeker eerder over te dragen. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk gegrond toegewezen, en werd het bestreden besluit geschorst totdat op het beroep was beslist. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak buiten zitting

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL24.34656
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], V-nummer: [V-nummer], verzoeker (gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 3 september 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen op de grond dat Zweden verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek
een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.
2. De asielaanvraag van verzoeker is niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat een andere lidstaat daarvoor verantwoordelijk is zoals bedoeld in de Verordening (EU) Nr. 604/2013 (Dublinverordening). Deze verordening stelt een termijn waarbinnen verzoeker dient te worden overgedragen aan de ontvangende lidstaat. De voorzieningenrechter stelt vast dat het beroep van verzoeker hoogstwaarschijnlijk niet kan worden afgehandeld binnen deze overdrachtstermijn. De uiterste overdrachtsdatum is namelijk 24 november 2024. De vereiste onverwijlde spoed is daarmee gegeven.
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van verzoeker om de uitspraak op zijn beroep in Nederland af te mogen wachten zwaarder dan het belang van verweerder om verzoeker daarvóór al over te dragen. De voorzieningenrechter wijst om die
reden het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk gegrond toe en schorst het bestreden besluit totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.
4. De voorzieningenrechter ziet in de toewijzing van het verzoek aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 875, bestaande uit een punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in die zin dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker de behandeling van zijn beroep (de zaak met nummer NL24.34655) in Nederland mag afwachten;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875 (achthonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan op 17 oktober 2024 door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.