ECLI:NL:RBDHA:2024:17092
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak wegens niet tijdig beslissen op bezwaarschrift
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek tot proceskostenveroordeling. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. Y. Mateo Diaz, had een beroep ingesteld omdat verweerder, de Minister van Buitenlandse Zaken, niet tijdig had beslist op haar bezwaarschrift. Op 24 juli 2024 heeft verweerder alsnog een besluit genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken, maar wel verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en verder uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder aan verzoekster tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing op bezwaar te nemen, maar heeft desondanks verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster.
De rechtbank heeft het verzoek tot proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen en verweerder veroordeeld tot een bedrag van € 437,50. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener en een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak van licht gewicht is. De rechtbank heeft geen andere kosten voor vergoeding in aanmerking genomen. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en bekendgemaakt op 30 september 2024.