ECLI:NL:RBDHA:2024:17069

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.32600
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met spoedeisend belang vanwege beëindiging Rva-verstrekkingen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een asielzoeker, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin werd bepaald dat hij niet in aanmerking kwam voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om te worden behandeld als ware hij in het bezit van uitstel van vertrek, omdat de Rva-verstrekkingen per 16 oktober 2024 zouden eindigen, wat zou leiden tot beëindiging van zijn opvang en medische zorg.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, gezien de ernstige medische klachten van verzoeker en het risico dat hij zonder noodzakelijke medische zorg zou komen te zitten. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling van het griffierecht voorlopig toegewezen, omdat verzoeker aannemelijk had gemaakt dat hij voldeed aan de voorwaarden voor vrijstelling. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat verzoeker tot de uitspraak in de beroepsprocedure behandeld wordt als ware artikel 64 van de Vw op hem van toepassing.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32600

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. M.M.J. van Zantvoort)
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. L.O. Augustinus).

Procesverloop

Bij besluit van 2 juni 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist dat verzoeker niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Bij besluit van 25 juli 2024 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat hij tijdens de behandeling van het beroep zal worden behandeld als zijnde in het bezit van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van de betaling van het griffierecht voor de behandeling van zijn verzoek wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door verzoeker overgelegde formulier heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt definitief toegewezen.
2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van
de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige
voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.
3. Verzoeker stelt allereerst dat hij een spoedeisend belang heeft bij deze procedure, omdat de Rva-verstrekkingen [1] per 16 oktober 2024 worden beëindigd. Verzoeker zal dan de COa locatie moeten verlaten en hiermee eindigt ook de ziektekostenverzekering die verzoeker nodig heeft voor een volgens hem dringend noodzakelijke medische behandeling en het vervoer van en naar het ziekenhuis. Door het beëindigen van genoemde verstrekkingen komt zijn medische behandeling in gevaar. Uit het BMA-advies van 26 april 2024 volgt namelijk dat het uitblijven van een medische behandeling op korte termijn ernstige gevolgen zal hebben. Tot slot verwijst verzoeker naar het arrest Changu. [2]
4. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat er geen sprake is van spoedeisend belang. In het geval van verzoeker is namelijk geen sprake van geplande overdracht(shandelingen). Ook de brief van het COa van 30 september 2024, waarin wordt medegedeeld dat de opvang wordt beëindigd, is onvoldoende om spoedeisend belang aan te nemen. Er is namelijk bezwaar gemaakt tegen het beëindigen van de opvang en het COa heeft laten weten dat besloten is de opvang van verzoeker te verlengen tot op het bezwaar is beslist. Verweerder stelt zich subsidiair op het standpunt dat het beroep geen redelijke kans van slagen heeft. Op basis van de beroepsgronden valt niet in te zien waarom niet kan worden uitgegaan van het BMA-advies waarin staat vermeld dat mantelzorg niet noodzakelijk is en de benodigde zorg toegankelijk is in Ghana en in beroep is niet onderbouwd dat dat anders is. Niet is gebleken dat verzoeker niet verwijderd kan worden en uitgeprocedeerde asielzoekers worden beschermd, zodat zij niet op straat belanden. Verzoeker komt daarom niet in een situatie van verregaande materiële deprivatie terecht.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
Spoedeisend belang
5. Er is sprake van spoedeisend belang. Het COa [3] heeft namelijk bij brief van 30 september 2024 medegedeeld dat de Rva-verstrekkingen zullen worden beëindigd per 16 oktober 2024 en dat daarmee ook de opvang eindigt. De stelling in het verweerschrift dat het COa heeft toegezegd te wachten met het beëindigen van de opvang is onvoldoende onderbouwd. Blijkens de reactie van verzoeker op het verweerschrift is hij daarvan ook niet op de hoogte. Daarnaast is niet bekend wanneer er zal worden beslist op het bezwaar tegen voornoemde brief.
6. Vast staat dat in het geval van verzoeker sprake is van ernstige medische klachten die bij het uitblijven van een behandeling levensbedreigend kunnen worden. Dit volgt uit het BMA-advies en de door verzoeker overgelegde brief van 16 oktober 2024 van een klinisch immunoloog van het Universitair Medisch Centrum te Groningen. Het beëindigen van de Rva-verstrekkingen kan tot gevolg hebben dat de noodzakelijke medische zorg voor verzoeker niet meer toegankelijk is. Dit zal de medische problemen doen verergeren. Het belang bij het voorlopig, hangende het beroep, handhaven van de voorzieningen weegt daarom zwaarder dan het belang van verweerder om de voorzieningen op korte termijn te beëindigen. Het verzoek wordt dan ook toegewezen. De voorzieningenrechter treft de voorlopige voorziening dat verzoeker totdat op het beroep is beslist wordt behandeld als ware artikel 64 van de Vw op hem van toepassing. Dit betekent dat verzoeker gedurende deze termijn ook recht op opvang behoudt.
7. De voorzieningenrechter ziet in de toewijzing van het verzoek aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. De stelling dat het verzoek te laat is ingediend wordt niet gevolgd. Immers, ten tijde van het indienen van het verzoek had verzoeker nog rechtmatig verblijf in afwachting van de beslissing op zijn beroep tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 875 bestaande uit een punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe en bepaalt dat verzoeker wordt behandeld als ware artikel 64 van de Vw op hem van toepassing totdat uitspraak is gedaan in de beroepsprocedure;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875 (achthonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan op 16 oktober 2024 door mr. S.E. van de Merbel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl. Het dictum is telefonisch meegedeeld aan de gemachtigde van verzoeker op 16 oktober 2024 om 17:36 uur en aan de gemachtigde van verweerder op 16 oktober 2024 om 17:34 uur.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen.
2.Arrest van het Hof van Justitie van de EU van 12 september 2024, ECLI:EU:C:2024:748.
3.Centraal Orgaan opvang asielzoekers