ECLI:NL:RBDHA:2024:17055
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 21 oktober 2024, wordt er beslist over het verzoek van verzoekster om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen, wat betekent dat verzoekster in het gelijk is gesteld zonder dat er een zitting heeft plaatsgevonden. Dit is mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister aan verzoekster tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen op haar aanvraag van 26 april 2022, terwijl er eerder geen tijdig besluit was genomen. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en de rechtbank heeft op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) de proceskosten vastgesteld.
De rechtbank heeft de proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 0,5. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.