ECLI:NL:RBDHA:2024:17047
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling tot vergoeding van proceskosten na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft verzoeker op 1 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 31 oktober 2022 was ingediend. De minister van Asiel en Migratie, verweerder in deze procedure, heeft op dezelfde dag, 1 mei 2024, de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat verweerder geheel aan zijn verzoek heeft tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van verzoeker verweerder veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de proceskosten, die door een derde beroepsmatig zijn verleend, op € 437,50 worden gesteld. Dit bedrag is berekend op basis van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor van 0,5, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing geacht.
De beslissing van de rechtbank is op 15 oktober 2024 gepubliceerd, waarbij verweerder is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.