ECLI:NL:RBDHA:2024:17041
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag na eerdere uitspraak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had eerder, op 17 juli 2024, een asielaanvraag ingediend die door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten om zonder zitting uitspraak te doen.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (zaaknummer NL24.28655) die betrekking heeft op het beroep van verzoeker. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, wat betekent dat de kosten die verzoeker mogelijk heeft gemaakt in deze procedure niet door de staat worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.