ECLI:NL:RBDHA:2024:17038

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.32359
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: tijdigheid van overnameverzoek en toepassing van artikel 17

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Ugandese vrouw, haar asielaanvraag had ingediend in Nederland. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiseres stelde dat het overnameverzoek door Nederland te laat was ingediend, waardoor Nederland verantwoordelijk zou zijn voor haar asielaanvraag. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 oktober 2024, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank overwoog dat de termijn voor het indienen van een overnameverzoek drie maanden bedraagt na de indiening van de asielaanvraag, tenzij er sprake is van een Eurodac-treffer. In dit geval was het overnameverzoek op 6 maart 2024 ingediend, wat binnen de termijn viel, aangezien de asielaanvraag op 11 december 2023 was geregistreerd. Eiseres voerde aan dat zij slachtoffer was van mensenhandel en dat haar gezondheid in gevaar zou komen bij overdracht aan Spanje, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat haar medische situatie aanzienlijk en onomkeerbaar zou verslechteren.

De rechtbank concludeerde dat de minister van Asiel en Migratie het beroep van eiseres terecht ongegrond had verklaard en dat er geen aanleiding was om de asielaanvraag aan zich te trekken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskosten af. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32359

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [V-nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. S. van Steen).

Procesverloop

Bij besluit van 15 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 10 oktober 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk was aanwezig [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum] 1989 en de Ugandese nationaliteit te hebben. Op 17 december 2023 heeft zij een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen. [1] Uit onderzoek in EU-Vis is gebleken dat eiseres door de buitenlandse vertegenwoordiging van Spanje in het bezit is gesteld van een visum, dat geldig was van 24 november 2023 tot 22 februari 2024. Op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening [2] heeft Nederland aan Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft hierop niet gereageerd.
3. Eiseres voert het volgende aan. Verweerder heeft het overnameverzoek te laat ingediend bij de Spaanse autoriteiten, wat tot gevolg heeft dat Nederland verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat zij voor het eerst op 6 december 2023 contact heeft gehad met de Nederlandse autoriteiten. Gelet daarop had verweerder uiterlijk op 5 maart 2024 een overnameverzoek kunnen indienen bij de Spaanse autoriteiten. Het overnameverzoek is echter pas op 6 maart 2024, één dag te laat, verzonden. Subsidiair had verweerder aanleiding moeten zien om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Eiseres is slachtoffer van mensenhandel en zij is daardoor getraumatiseerd. Ter onderbouwing van haar medische klachten heeft eiseres een document van Kleur GGZ overgelegd. Tot slot heeft eiseres een beroep gedaan op het arrest C.K. [3] en daarbij aangevoerd dat verweerder haar niet zonder voorafgaand medisch onderzoek mag overdragen aan Spanje.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Tijdigheid van het overnameverzoek
4. In artikel 21, eerste lid, van de Dublinverordening is bepaald dat een verzoek om overname in ieder geval binnen drie maanden na de indiening van het verzoek om internationale bescherming moet zijn ingediend. Dit is slechts anders als sprake is van een Eurodac-treffer. In dat geval geldt een termijn van maximaal twee maanden. Omdat in het geval van eiseres het overnameverzoek is ingediend op basis van een treffer in EU-Vis, het Europese systeem voor visa, en dus niet op grond van een Eurodac-treffer geldt een termijn van drie maanden voor het indienen van een overnameverzoek bij de Spaanse autoriteiten.
5. Aan eiseres is op 11 december 2023 een loopbrief uitgereikt. Dit betekent dat eiseres op die datum wordt geacht een asielaanvraag te hebben ingediend en dat vanaf die datum de termijn voor het indienen van het overnameverzoek bij de Spaanse autoriteiten is gaan lopen. Verweerder heeft het overnameverzoek gedaan op 6 maart 2024. Dit is binnen een termijn van drie maanden na 11 december 2023. Het overnameverzoek is dan ook tijdig ingediend.
Arrest C.K.
6. Uit het arrest C.K. volgt dat het aan eiseres is om met medische stukken aan te tonen dat haar overdracht een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van haar medische situatie inhoudt. Het is dus aan eiseres om met objectieve gegevens de bijzondere ernst van haar gezondheidstoestand en ook de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvoor van een overdracht aan te tonen. Indien eiseres deze gegevens heeft overgelegd, dient verweerder het risico op een dergelijke verslechtering van de gezondheidstoestand te laten onderzoeken door het BMA, zo volgt uit verweerders eigen Werkinstructie 2021/3.
7. Uit het document van Kleur GGZ dat eiseres heeft overgelegd, blijkt dat zij psychische klachten heeft. Verder volgt uit dit stuk dat mogelijk enige verergering van de gezondheidstoestand van eiseres zal plaatsvinden bij overdracht. Echter, niet is gebleken dat sprake zal zijn van aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de medische situatie van eiseres zoals bedoeld in het arrest C.K. Gelet hierop heeft verweerder geen BMA-advies hoeven opvragen voordat eiseres wordt overgedragen aan Spanje.
Artikel 17 van de Dublinverordening
8. Verder heeft verweerder de door eiseres aangevoerde omstandigheden in dit geval in redelijkheid niet zo bijzonder hoeven vinden dat deze tot toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening hadden moeten leiden. Verweerder heeft terecht overwogen dat de verklaringen van eiseres over mensenhandel relevant zijn in haar procedure tegen de afwijzing van haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier op humanitaire tijdelijke gronden en dat dit een van de Dublinprocedure gescheiden procedure betreft. Verweerder heeft op grond hiervan dan ook geen aanleiding hoeven zien om de asielaanvraag aan zich te trekken.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 15 oktober 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Arrest van 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127.