Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser
Procesverloop
Besluitvorming
Beoordeling door de rechtbank
De beoordelend ambtenaar dient een subjectieve invulling te vermijden en er op bedacht te zijn dat er nu eenmaal bijna nooit zekerheid zal zijn over de juistheid van de verklaringen van de asielzoekers. Dat laatste is ook niet nodig, omdat de vreemdeling niet hoeft te bewijzen wat hem overkomen is maar zijn vrees voor vervolging of behandeling als bedoeld in artikel 3 EVRM aannemelijk moet maken.” Eiser meent dat verweerder hieraan niet heeft voldaan en stelt zich op het standpunt dat verweerder slechts vanuit het referentiekader van de IND en niet objectief heeft beoordeeld of de moordaanslagen van de familie van [persoon A] aannemelijk zijn. Volgens eiser heeft verweerder ook onvoldoende objectieve informatie ten aanzien van Zuid-Soedan betrokken bij zijn geloofwaardigheidsbeoordeling. Uit de door eiser overgelegde informatie volgt dat gewapend geweld in Zuid-Soedan aan de orde van de dag is en zijn asielrelaas past in dat patroon.
Eiser verklaarde in het nader gehoor (NG, p. 5) het volgende:“
Op het moment dat wij uit de rivier wilden komen om ons aan te kleden, hebben zij het vuur geopend en ons beschoten. Op dat moment hadden ze mijn oom, [persoon C] , geraakt. Ze hadden hem in zijn borstkas geraakt. Hij was meteen dood. […] We gingen vluchten en renden weg. Mijn neef werd in beide benen geraakt. Ik rende door, naar ons huis. Ze renden mij achterna. Ze kwamen mijn neef die al was beschoten in zijn benen achterna. Ze hebben hem gedood. De dorpelingen (…) hoorden schoten van de geweren […] Toen de mannen zagen dat de dorpelingen naar buiten kwamen, renden ze weg.” Verweerder vindt het niet ten onrechte niet aannemelijk dat zes met kalasjnikovs bewapende mannen die het op eiser gemunt hebben er wel in slagen om twee familieleden van eiser te doden, maar dat eiser (die ongewapend uit een rivier kwam toen het vuur werd geopend) niet is gedood en zelfs niet eens is geraakt.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het van een grote mate van toevalligheid getuigt dat eiser volgens zijn verklaringen ook in Khartoem aan een overmacht van gewapende aanvallers is ontkomen. Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat de verklaringen van eiser over zijn ontsnapping in Khartoem ook verder niet overtuigen. Eiser raakte kort buiten bewustzijn toen hij met een steen door een van de mannen op zijn hoofd werd geraakt. Vervolgens is eiser met een mes in zijn arm gestoken (wat niet anders kan betekenen dan dat in elk geval deze achtervolger eiser zeer dicht was genaderd) en met een stok op zijn hand geslagen. Daarna wist eiser toch overeind te komen, weg te rennen en al zijn achtervolgers voor te blijven, hoewel hij gewond was. Het is uitermate toevallig dat er vervolgens een man kwam aanrijden die een autodeur voor eiser opende, waarna eiser instapte en de auto wegreed. De toelichting van eiser ter zitting en zijn stelling dat adrenaline in een noodsituatie bovennatuurlijke krachten kan opwekken, leiden niet tot een andere conclusie.
Niet kan worden gezegd dat verweerders standpunt dat de ontsnappingen ongeloofwaardig zijn uitsluitend subjectief is en niet gevolgd kan worden. Ook het feit dat in Zuid-Soedan sprake is van willekeurig geweld, maakt de verklaringen van eiser over zijn ontsnapping aan twee aanslagen nog niet geloofwaardig. Hetzelfde geldt voor de verwondingen van eiser.
Verder heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser na de aanslag op zijn huis nog een maand heeft gewacht voordat hij vertrok. Eiser voert hierover aan dat een vlucht zorgvuldig moet worden voorbereid, dat hij steeds ging schuilen en tijdens de zitting heeft eiser het gehad over de vraag of de wegen begaanbaar zouden zijn. Hiermee wordt echter niet duidelijk waarom eiser, die niet wilde dat er nog meer slachtoffers zouden vallen, na de tweede aanslag nog een maand in zijn dorp is gebleven.
“Ze hadden mij niet kunnen vinden […] Als je dat hoort [schieten], kun je rennen en schuilen. Zo heb ik dat steeds gedaan”en
“Als je het weet dat ze er zijn, kun je schuilen. Ik denk niet dat ze mij zouden meenemen. Maar ze letten niet op leeftijd, alleen op postuur”(p. 21 en 22 NG). Verweerder acht deze verklaringen wisselend. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit standpunt onvoldoende gemotiveerd, want zoals eiser terecht heeft aangevoerd kunnen deze verklaringen naast elkaar bestaan. Verweerder wijst er op zichzelf terecht op dat eiser niet gericht werd gezocht en dat hij ook niet is opgeroepen. Dat is echter niet zonder meer bepalend voor wat er na terugkeer kan gebeuren, ook omdat eiser inmiddels een aantal jaren ouder is. Verweerder heeft onvoldoende toegelicht waarom eiser, ondanks de door hem overgelegde landeninformatie, geen gegronde vrees zou hebben voor gedwongen rekrutering. Hoewel een vredesakkoord is ondertekend in 2018 in Zuid-Soedan en de gevechten zouden zijn verminderd, blijkt uit de door eiser overgelegde informatie (bijvoorbeeld de brief van VWN van 24 maart 2022) dat geweld in Zuid-Soedan nog steeds veel voorkomt. De door verweerder aangehaalde bron van 25 februari 2022 van International Crisis Group, ‘South Sudan’s Splintered Opposition: Preventing More Conflict’, bevat weinig informatie over gedwongen rekruteringen en beschrijft de situatie in Zuid-Soedan als “
careening toward still more crisis”. Eiser heeft er in zijn aanvullende beroepsgronden van 2 september 2024 onder vermelding van verschillende bronnen op gewezen dat nog altijd meldingen worden gemaakt van gedwongen rekrutering in Zuid-Soedan. Verweerder heeft gelet op die informatie onvoldoende toegelicht waarom eisers vrees voor gedwongen rekrutering niet reëel is.
The impact of these changes on the ground are not uniformly witnessed across the country and the feasibility of return under conditions of safety and dignity remains elusive.” Zuid-Soedan is volgens de door verweerder aangehaalde organisatie Fund for Peace de op twee na meest fragiele staat ter wereld. Hoewel verweerder erkent dat Zuid-Soedan een fragiele staat is, geeft hij geen deugdelijke motivering waarom dit, in samenhang met alle relevante omstandigheden, niet voldoende is om tot de conclusie te komen dat er sprake is van een 15c-situatie. Verweerder erkent eveneens dat het aantal ontheemden in Zuid-Soedan aanzienlijk is, maar hij relativeert deze cijfers door te wijzen op het feit dat veel van deze mensen al tien jaar ontheemd zijn. Hierdoor zouden de aantallen ontheemden minder geschikt zijn als indicatie voor de huidige veiligheidssituatie. De rechtbank vindt deze redenering niet overtuigend. Het UNHCR-rapport van mei 2024 vermeldt: “
There are over 2 million internally displaced persons (IDPS) in South Sudan [1.1. million due to conflict, 900.000 due to disasters]. Between 2016 and April 2023, the [IOM] documented 1.696,633 IDP returns within South Sudan. IDPs face challenges in returning to their areas of origin including due to the security situation, the destruction of property and lack of access to basic services”en
“the rate of food insecurity is higher than during the 2013 and 2016 conflicts. In general, humanitarian needs remain high as a result of conflict, flooding, an under-resourced humanitarian response and population movements due to the conflicts in Sudan.” Gelet op alle door eiser verstrekte informatie kan verweerder zich niet beperken tot de enkele stelling dat niet blijkt dat humanitaire hulp – voor zover deze al zijn doel bereikt – doelbewust en op grote schaal wordt gehinderd en dat dit hinderen als oorlogswapen zou worden ingezet. De beroepsgrond slaagt.