ECLI:NL:RBDHA:2024:16993

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/670465 / FA RK 24-5578
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor verblijf van minderjarige in Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor de minderjarige om gedurende een jaar naar Italië te verhuizen voor school. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat het niet in het belang van de minderjarige wordt geacht. De minderjarige heeft zijn wens om naar Italië te gaan pas recent geuit, en de rechtbank oordeelt dat een dergelijke grote verandering in zijn leven op dit moment niet wenselijk is. De minderjarige is op een leeftijd waarop hij vatbaar is voor psychische problemen en stress, en de ouders zijn het niet eens over de wens van de minderjarige. De rechtbank benadrukt het belang van rust en regelmaat in het leven van de minderjarige, die momenteel goed functioneert op school en blij is met zijn vrienden. De rechtbank heeft ook de zorgen van de vader over de opvoeding in Italië meegewogen en concludeert dat het beter is voor de minderjarige om in Nederland te blijven. De verzoeken van de moeder zijn afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-5578
Zaaknummer: C/09/670465
Datum beschikking: 1 oktober 2024

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 30 juli 2024 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonend op een bij de rechtbank bekend adres in Italië,
advocaat: mr. F.C. de Wit-Facchetti te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonend op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. C.G.A. van Stratum te ’s-Hertogenbosch.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek;
  • het F9-bericht van 2 september 2024, met bijlagen, van de zijde van de moeder.
De minderjarige [de minderjarige] heeft op 2 september 2024 in een gesprek met de voorzitter/kinderrechter zijn mening gegeven over de verzoeken.
Op 3 september 2024 is de zaak op een zitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk (K. van Liemt);
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Feiten

  • Partijen zijn gehuwd geweest van [dag 1] 2009 tot [dag 2] 2018.
  • Zij zijn de ouders van de minderjarige [de minderjarige] , geboren op
[geboortedag] 2010 te [geboorteplaats] , Italië.
  • Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] uit.
  • [de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vader.
  • De beide ouders en [de minderjarige] hebben de Italiaanse nationaliteit.
  • De moeder heeft uit een andere relatie nog een zoon, [halfbroertje] (het halfbroertje
van [de minderjarige] ).
- Bij beschikking van deze rechtbank van 5 november 2018 is – voor zover hier van
belang -:
 bepaald dat [de minderjarige] met ingang van 7 januari 2019 zijn hoofverblijfplaats heeft bij de moeder, uitvoerbaar bij voorraad.
- Bij beschikking van het gerechtshof Den Haag van 17 juli 2019 is de bestreden
beschikking ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] vernietigd en (in
zoverre) opnieuw beschikkende is – voor zover hier van belang – :
  • de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bepaald bij de vader;
  • bepaald dat de zorgregeling als volgt zal zijn:
o [de minderjarige] zal de vakanties (behoudens de drie weken in de
zomervakantie) doorbrengen bij zijn moeder;
o de moeder kan [de minderjarige] een lang weekend per maand in Nederland zien;
 bepaald dat de vader als bijdrage in de reis- en verblijfkosten van de moeder bij de uitvoering van de tussen partijen overeengekomen zorgregeling zal voldoen:
o een bedrag van € 300,- per maand;
o een bedrag van maximaal € 1.000,- aan werkelijk door de moeder bij de uitvoering van de zorgregeling gemaakte kosten als de moeder in een bepaald jaar reeds driemaal [de minderjarige] in Nederland heeft bezocht en zij [de minderjarige] in december voor zijn verjaardag extra wil bezoeken.

Verzoek en verweer

De moeder heeft verzocht:
an haar vervangende toestemming te verlenen, die in de plaats treedt van de vereiste toestemming van de vader, dat [de minderjarige] met ingang van 6 september 2024 gedurende een jaar naar Italië gaat om daar een schooljaar te volgen;
de zorgregeling voorlopig te wijzigen en te bepalen welke voorwaarden gekoppeld zijn aan de toestemming die onder a) is verzocht, conform het gestelde onder punt 16 van het onderhavige verzoekschrift, subsidiair onder de voorwaarden die de rechtbank stelt;
te bepalen dat de beslissing van het Hof Den Haag wordt geschorst gedurende een jaar en vier maanden, in welke periode zal dienen te worden bepaald of [de minderjarige] in Italië blijft dan wel terug naar Nederland komt;
vast te stellen dat de man aan de vrouw € 500,- per maand bij vooruitbetaling zal voldoen zolang [de minderjarige] in Italië is, onder de voorwaarde 15 genoemd in randnummer 16 van het verzoekschrift, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te bepalen;
aan haar vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] in te schrijven primair op de terza media bij de school [school 1] , subsidiair op de eerste van de middelbare school op [school 2] , dan wel te bepalen dat partijen zich wenden tot een parenting coordinator die een bindend advies hierover geeft, nadat de vrouw haar voorkeuren bekend heeft gemaakt,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Bovendien heeft de vader zelfstandig verzocht om de moeder te veroordelen in de proceskosten.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
De rechtsmacht moet worden beoordeeld aan de hand van de Verordening (EU) 2019/1111 van 25 juni 2019 (Brussel II-ter), hierna: de Verordening, die op 1 augustus 2022 in werking is getreden.
Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Verordening, zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Omdat de gewone verblijfplaats van de minderjarige [de minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op de verzoeken van de moeder.
Inleidend
Uit de overgelegde stukken, op basis van wat er op de zitting is besproken en gelet op het kindgesprek met [de minderjarige] , is de rechtbank het volgende gebleken.
[de minderjarige] woont inmiddels ruim 10 jaar in Nederland. Sinds de echtscheiding woont [de minderjarige] bij de vader in Nederland. De moeder woont in Italië. [de minderjarige] brengt in ieder geval zijn vakanties (met uitzondering van 3 weken in de zomervakantie) in Italië door bij zijn moeder en zijn halfbroertje [halfbroertje] met wie hij een sterke band heeft. Maar ook daarbuiten is hij regelmatig in Italië, bijvoorbeeld voor bezoekjes aan familie (vaderszijde). [de minderjarige] is na de zomervakantie gestart in secondary 3 van de Europese School Den Haag ( [school 3] ). Mede op verzoek van de school heeft [de minderjarige] in april 2024 een psychologisch onderzoek gehad. Uit het onderzoeksrapport van 22 mei 2024 volgt – samengevat – dat [de minderjarige] is gediagnosticeerd met ADHD. In dit rapport worden ook aanbevelingen gedaan om [de minderjarige] bij zijn ADHD-symptomen te ondersteunen.
In juni van dit jaar heeft [de minderjarige] richting zijn ouders de wens geuit om voor een bepaalde periode naar Italië te gaan, om uit te proberen hoe het leven daar is. Naar de rechtbank uit het gesprek met [de minderjarige] begrijpt, is de directe aanleiding hiervoor geweest dat zijn (half)broertje afgelopen juni in een levensbedreigende toestand in Italië in het ziekenhuis heeft gelegen, dat [de minderjarige] toen niet bereikbaar voor zijn broertje was en zijn broertje daar om moest huilen. Dat heeft [de minderjarige] heel erg gevonden. De andere reden is, zo heeft [de minderjarige] aan de kinderrechter verteld, dat hij, na tien jaar bij zijn vader in Nederland te hebben gewoond, ook wil weten hoe het is om bij zijn moeder in Italië te wonen.
De ouders stonden aanvankelijk allebei open voor deze wens van [de minderjarige] en hebben samen getracht tot overeenstemming te komen over hoe en onder welke voorwaarden ze de vervulling van deze wens konden vormgeven, maar dat is hen niet gelukt. Wat hierin meespeelt is dat de beide ouders een andere beleving lijken te hebben van de (daadwerkelijke) beweegredenen van [de minderjarige] om nu naar Italië te willen gaan. Ook is gebleken dat zij andere ideeën hebben over de duur van een eventueel verblijf van [de minderjarige] in Italië, waarbij de vader is uitgegaan van een tijdelijk verblijf voor de duur van maximaal één (school)jaar, terwijl de moeder de mogelijkheid wil openhouden dat [de minderjarige] , na ommekomst van een jaar, langduriger bij haar in Italië kan verblijven.
De wens van [de minderjarige] om naar Italië te gaan is volgens de moeder ingegeven doordat het in Nederland niet goed met [de minderjarige] gaat en [de minderjarige] ook graag bij zijn halfbroertje wil zijn. De moeder is, naar eigen zeggen, onderhavige procedure gestart omdat [de minderjarige] dat wilde en omdat zijn wens om een jaar naar Italië te komen, serieus moet worden genomen.
De vader heeft zich gaandeweg de gesprekken met de moeder en [de minderjarige] gerealiseerd dat het nu niet het juiste moment is voor [de minderjarige] om naar Italië te gaan. Gelet op de recente ADHD diagnose en de bijbehorende adviezen in het onderzoeksrapport is [de minderjarige] gebaat bij structuur en regels, hetgeen de moeder volgens de vader niet in staat is om aan [de minderjarige] te bieden. Daarnaast zet de moeder [de minderjarige] volgens de vader emotioneel onder druk over zijn (beoogde) verblijf in Italië. Tenslotte vermoedt de vader dat [de minderjarige] met een vertrek naar Italië – waar [de minderjarige] denkt een makkelijker leven met meer vrijheid te hebben – een uitweg zoekt om de toenemende verantwoordelijkheden (op school en thuis) die bij zijn puberleeftijd horen te kunnen ontduiken. De vader kan daarom niet instemmen met de verzoeken van de moeder.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat zij de verzoeken van de moeder (a tot en met e) aanmerkt als één verzoek in de zin van artikel 1:253a, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW), omdat de verzoeken b tot en met e betrekking hebben op de nadere (praktische en financiële) invulling van het onder a verzochte (tijdelijke) verblijf van [de minderjarige] in Italië om daar een schooljaar te volgen.
Op grond van genoemd artikel kunnen, in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders, of een van hen, aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Omdat door de moeder niet is verzocht om een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] naar Italië, stelt de rechtbank vast dat de zogenoemde ‘verhuiscriteria’ van artikel 1:253a, lid 2 onderdeel b BW in onderhavige zaak niet van toepassing zijn.
De rechtbank heeft heel goed geluisterd naar [de minderjarige] en neemt zijn (begrijpelijke) wens serieus. De rechtbank gunt het [de minderjarige] uiteraard om voor een langere periode buiten de vakanties om te ervaren hoe het (school)leven in Italië is, maar acht het – gelet ook op de door partijen overgelegde stukken en wat op de zitting is besproken – desondanks op dit moment meer in zijn belang om in Nederland te blijven. Hierbij neemt de rechtbank het volgende in overweging.
[de minderjarige] heeft zijn wens om naar Italië te gaan pas recent (afgelopen juni) aan zijn ouders geuit. Meegaan in deze wens zou een grote verandering in zijn leven teweegbrengen, terwijl - zoals de Raad op de zitting heeft aangegeven - [de minderjarige] nu op een leeftijd is waarop hij vatbaar is voor psychische problemen en stress. Nu gebleken is dat niet beide ouders hierachter staan en zij ook niet in staat zijn om daar samen op een constructieve manier over te overleggen, acht de rechtbank een dergelijke grote verandering op dit moment niet in het belang van [de minderjarige] . Mede gelet op de recente ADHD diagnose, acht de rechtbank het meer in het belang van [de minderjarige] om de rust en regelmaat in zijn leven nu niet te verstoren. Het gaat immers nu goed met [de minderjarige] op school en hij is blij met zijn vrienden. De rechtbank overweegt daarbij dat [de minderjarige] altijd nog later, over een paar jaar, naar Italië kan gaan. [de minderjarige] heeft dat zelf tijdens het gesprek met de kinderechter ook aangegeven.
De rechtbank merkt ten overvloede nog op dat de vader zorgen heeft geuit over de opvang en opvoeding van [de minderjarige] wanneer hij in Italië is. De rechtbank gaat er echter van uit dat ook de moeder in staat is om [de minderjarige] te bieden wat hij nodig heeft, maar acht het – onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen – op dit moment dus meer in het belang van [de minderjarige] om in Nederland te blijven wonen en daar zijn school voort te zetten.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de verzoeken van de moeder afwijzen.
De rechtbank hecht er nog aan de ouders te laten weten dat zij vandaag in een aparte brief, die op verzoek van [de minderjarige] in de Engelse taal is geschreven, ook aan [de minderjarige] zelf als volgt heeft uitgelegd wat haar beslissing is:
Dear [de minderjarige] ,
On September 2, 2024 you and I talked about your wish to live with your mother and little brother [halfbroertje] in Italy for a while. I have listened very carefully to you and believe that this is a serious wish you have.
As you know, I talked to your parents the next day, together with two other judges. I then informed your parents briefly about our conversation. Your parents informed the judges about their views.
Since your parents have different views we, the three judges, had to make a decision. We have decided that, at the moment, we will not grant permission for you to move to Italy and to go to school there. With this letter, we explain why we have made that decision.
Although we do understand your wish to live with your mother and half-brother [halfbroertje] in Italy for a while, we do not think that this is a good idea at this moment. We think it is important not to change too much in your life right now. There is a lot going on in your life at the moment: you are in puberty, you are busy at school and you are recently diagnosed with ADHD. Also (and this is an important element), your parents do not communicate well with each other. All these things together would make moving to Italy during the current school year very complicated.
We therefore think it is better for you to stay with your father in the Netherlands for the time being and continue to attend the European School. We also think it is important that you can continue seeing your friends at this stage of your life. Of course, you will also continue to see your mother and [halfbroertje] during the holidays, just as is the case now. When you are a bit older, there is always the possibility to go to Italy for a longer period of time.
Just a last remark. Your parents separated shortly after you were born. You told me that you sometimes think that this is your fault, because your parents have always continued to argue about you and you feel like you are in the middle. But this is NOT your fault, [de minderjarige] , remember that well! You are not responsible for your parents' happiness. Do you recall that, during our conversation, I pointed you to the website of Villa Pinedo (www.villapinedo.nl)? It is an online platform for children of divorced parents. It is in the Dutch language. You might want to take a look at it.
Benoeming bijzondere curator
Op de zitting heeft de moeder (subsidiair) verzocht om tot de benoeming van een bijzondere curator voor [de minderjarige] over te gaan, bij voorkeur dezelfde als tijdens de echtscheidingsprocedure. De rechtbank ziet hiertoe geen aanleiding, en overweegt daartoe als volgt. In het gesprek met de kinderrechter heeft [de minderjarige] zijn wens al op een duidelijke manier aan de rechtbank kenbaar gemaakt. Als de rechtbank in vervolg daarop [de minderjarige] nog in rechte zou laten vertegenwoordigen door een bijzondere curator, zal dat naar het oordeel van de rechtbank een te grote verantwoordelijkheid op zijn schouders leggen. Dit temeer nu [de minderjarige] tijdens het gesprek met de kinderrechter al duidelijk te kennen heeft gegeven dat hij tussen zijn ouders inzit en dat hij met het idee leeft dat hij de schuld is van alles wat er tussen zijn ouders speelt. Dit verzoek zal dus worden afgewezen.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de Raad op de zitting hulpverlening (psycho-educatie) voor [de minderjarige] heeft geadviseerd. Ook uit het psychologisch onderzoeksrapport van mei 2024 volgt de aanbeveling om hulp in te schakelen voor [de minderjarige] (en de ouders). Op de zitting is gebleken dat de ouders het er ook over eens zijn dat moet gebeuren. De rechtbank doet daarom een dringende oproep aan de ouders om hier daadwerkelijk actie op te ondernemen in het belang van [de minderjarige] .
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding om de moeder te veroordelen in de proceskosten zoals door de vader is verzocht. Dat verzoek zal daarom worden afgewezen.
Omdat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af de verzoeken van de moeder en het zelfstandige verzoek van de vader;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. van der Vliet, mr. L.L. Benink en
mr. T.M. Coppes, kinderrechters, bijgestaan door mr. M.G.J. Konings als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 oktober 2024.