ECLI:NL:RBDHA:2024:16981

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
FT RK 24/804
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring van OAK MANAGEMENT B.V. en de beoordeling van potentiële baten na turboliquidatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot faillietverklaring van OAK MANAGEMENT B.V. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. S.K. Tuithof, heeft aangevoerd dat er nog potentiële baten zijn die een faillietverklaring rechtvaardigen, ondanks dat de verweerster, OAK MANAGEMENT B.V., zich heeft laten ontbinden en geen bekende baten meer aanwezig zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerster haar jaarrekeningen te laat heeft gedeponeerd, wat een belangrijke factor is in de beoordeling van de faillietverklaring. De rechtbank heeft de bevoegdheid om de insolventieprocedure te openen vastgesteld, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van de verweerster in Nederland ligt.

De rechtbank heeft de argumenten van de verweerster, die stelde dat er geen belang is bij een faillissement, verworpen. De rechtbank oordeelde dat er summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van de verzoekster en dat de verweerster in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de stelling van de advocaat van de verweerster over de aansprakelijkheid van de natuurlijke persoon als gevolmachtigde niet onderbouwd was en niet in lijn met de jurisprudentie stond.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring toegewezen en OAK MANAGEMENT B.V. in staat van faillissement verklaard. Mr. A.C.M. Höppener is benoemd tot rechter-commissaris en mr. U.R.A. Koeze is aangesteld als curator. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen acht dagen hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer : C/09/672830 / FT RK 24/804
insolventienummer: C/09/24/399 F
vonnis van 16 oktober 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OAK MANAGEMENT B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Den Haag,
verzoekster,
advocaat: mr. S.K. Tuithof,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] B.V. in liquidatie
voorheen ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [kvk-nummer],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats],
vestigingsadres: [postcode 1] [vestigingsplaats], [adres],
correspondentieadres: [postcode 2] [plaats], Postbus [nummer],
overige handelsnamen: [handelsnaam 1] B.V. en [handelsnaam 2],
verweerster,
advocaat: mr. J.P. Sanchez Montoto.
Waar deze zaak over gaat
Verzoekster heeft een verzoekschrift ingediend strekkende tot faillietverklaring van verweerster. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend strekkende tot faillietverklaring van verweerster.
1.2.
Het verzoekschrift is op 15 oktober 2024 in raadkamer behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen en gehoord:
- mr. G. Janssen namens verzoekster,
- de heer [naam], gevolmachtigde van verweerster en indirect bestuurder van verweerster,
- mr. Sanchez Montoto, voornoemd.
1.3.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- een verweerschrift, met een tweetal bijlagen, van mr. Sanchez Montoto, binnengekomen op 11 oktober 2024;
- de ter zitting door mr. Janssen overgelegde e-mail van 14 oktober 2024 te 16:47 uur van mr. Tuithof, voornoemd;
- de ter zitting door mr. Sanchez Montoto overgelegde uitdraai van de Kamer van Koophandel van 15 oktober 2024 te 09:16 uur.
1.4.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Standpunten van partijen

2.1.
Verzoekster stelt dat zij een vordering heeft op verweerster van € 17.87,19, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en contractuele rente. Verzoekster heeft verder gesteld dat verweerster meer schulden onbetaald laat.
2.2.
Verweerster heeft verweer gevoerd. Zij erkent de vordering van verzoekster en dat zij meerdere schulden onbetaald laat. Zij heeft zich (daarom) per 22 november 2022 uitgeschreven bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel en laten ontbinden per 2 november 2022, omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn. Verweerster stelt dat er geen belang is bij het uitspreken van een faillissement.
2.3.
Verzoekster stelt dat er wel belang is bij het uitspreken van een faillissement, omdat sprake is van (een) potentiële bate(n) die de faillietverklaring van een geliquideerde vennootschap rechtvaardigt. Verweerster heeft immers de jaarrekeningen te laat gedeponeerd en verzoekster ziet graag dat een curator een rechtmatigheidsonderzoek uitvoert.

3.De beoordeling

Bevoegdheid

3.1.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3, eerste lid, Verordening 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie (herschikking IVO), bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt.
Het beoordelingskader
3.2.
Een faillissement kan op verzoek worden uitgesproken wanneer van een vorderingsrecht van een verzoeker is gebleken én is gebleken dat de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen (de faillissementstoestand). Van die toestand is sprake wanneer de schuldenaar meerdere schuldeisers heeft en hij niet meer betaalt. Een en ander dient summierlijk te blijken, dat wil zeggen dat zowel de toestand als de vordering na een kort, eenvoudig onderzoek moeten blijken. Voor een uitgebreid onderzoek is in een faillissementsprocedure geen plaats.
Vorderingsrecht van verzoekster, pluraliteit en de toestand van hebben opgehouden te
betalen
3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is genoegzaam gebleken van het vorderingsrecht van verzoekster, de pluraliteit en de toestand van hebben opgehouden te betalen, nu partijen hierover niet in geschil zijn.
3.4.
Verzoekster heeft een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel overgelegd waaruit blijkt dat op 22 november 2022 is geregistreerd dat verweerster per 2 november 2022 is opgehouden te bestaan, omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn. De rechtbank dient het er derhalve voor te houden dat deze vennootschap inmiddels is ontbonden en is opgehouden te bestaan op de wijze als bedoeld in artikel 2:19 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (de zogenoemde ‘turboliquidatie’). Het oordeel van het bestuur - of de vereffenaar - van een ontbonden vennootschap dat geen baten meer aanwezig zijn en dat de rechtspersoon derhalve ingevolge het bepaalde in artikel 2:19 lid 4 BW is opgehouden te bestaan, is vatbaar voor toetsing door de rechter indien een schuldeiser, stellende dat de vennootschap nog baten heeft, diens faillissement aanvraagt. Komt de rechter die op de faillissementsaanvraag beslist, tot het oordeel dat summierlijk is gebleken van feiten en omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat er nog baten zijn, dan kan hij, indien aan de overige vereisten voor faillietverklaring is voldaan, het faillissement uitspreken en moet de rechtspersoon geacht worden ter afwikkeling van het faillissement te zijn blijven bestaan (Hoge Raad 27 januari 1995, NJ 1995/579). Een mogelijke vordering van de rechtspersoon of van de curator jegens bestuurders of commissarissen is aan te merken als een (potentiële) bate van de vennootschap waardoor de vennootschap overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 lid 5 BW ter vereffening van die claim blijft voortbestaan.
3.5.
Verzoekster stelt dat door verweerster de jaarstukken over het jaar 2018 tot en met 2021 te laat zijn gedeponeerd. Verweerster heeft hierover ter zitting verklaard dat de jaarrekeningen wél waren gedeponeerd, maar zijn ‘blijven hangen’ in het digitale systeem van de Kamer van Koophandel. Toen de heer Daskapan op 14 oktober jl. aan het einde van de dag door zijn advocaat er op werd gewezen dat volgens het door verzoekster overgelegde KvK-uittreksel de laatst gedeponeerde jaarrekening die van het jaar 2017 was, heeft de heer Daskapan telefonisch contact opgenomen met de Kamer van Koophandel en de jaarrekeningen alsnog gedeponeerd. Uit het ter zitting overgelegde bericht van verzoeker van 14 oktober 2024 te 16:47 uur, blijkt dat op dat moment de laatst gedeponeerde jaarrekening die van 2017 was. Hoe het ook zij, het dient ervoor te worden gehouden dat niet is voldaan aan de verplichting om uiterlijk twaalf maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening openbaar te maken (artikel 2:394 lid 3 BW). Wanneer niet wordt voldaan aan deze verplichting heeft in geval van faillissement ingevolge artikel 2:248 BW het bestuur van de vennootschap zijn taak kennelijk onbehoorlijk vervuld en wordt vermoed dat deze onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement is. Dit leidt ertoe dat mogelijk iedere bestuurder (en/of feitelijk bestuurder) hoofdelijk aansprakelijk is voor het boedeltekort. De stelling van mr. Sanchez Montoto dat de heer Daskapan als gevolmachtigde van de stichting die bestuurder is van verweerster in een te ver verband staat om daarvoor hoofdelijk aansprakelijk te zijn, is niet onderbouwd, wordt niet gesteund in de vaste jurisprudentie en doet niet af aan het voorgaande. Bovendien merkt de rechtbank op dat uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat de heer Daskapan ook gevolmachtigde is van verweerster.
3.6.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat summierlijk is gebleken dat er nog (mogelijke) baten zijn en dat aan de overige vereisten voor faillietverklaring is voldaan. De rechtbank zal het verzoek tot faillietverklaring daarom toewijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart
[verweerster] B.V.
in liquidatie, voornoemd, in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. A.C.M. Höppener;
- stelt aan als curator mr. U.R.A. Koeze,
advocaat te Den Haag;
- geeft de curator opdracht om de post van
[verweerster] B.V. in liquidatiein te
zien.
Dit is een beslissing van mr. drs. J.C.A.T. Frima, rechter, in samenwerking met C.R. Cortenbach-van der Lek LL.B., griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024 om 12:00 uur.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die is verschenen en aan wie de Faillissementswet dat recht toekent gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.