In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eisers behandeld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag van 31 juli 2023 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten. Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank stelt vast dat de minister niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen na ontvangst van de aanvraag heeft beslist, en dat eisers de minister rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van dezelfde rechtbank, waarin het 'first in first out' (fifo)-principe is vastgesteld voor het bepalen van nieuwe beslistermijnen. De minister heeft aangegeven de aanvraag van eisers in maart 2025 te kunnen behandelen, wat betekent dat hij vóór 30 mei 2025 een beslissing moet nemen. De rechtbank legt de minister een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast stelt de rechtbank de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de relevante datum.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, de minister de tijd krijgt tot 30 mei 2025 om een besluit te nemen, en dat hij een dwangsom moet betalen. Tevens worden de proceskosten van eisers vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door rechter S. Ketelaars-Mast, in aanwezigheid van griffier M.A. Postma, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.