ECLI:NL:RBDHA:2024:16964
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Pakistaanse eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen over vervolging
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2024, wordt het beroep van een Pakistaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser, die op 29 januari 2022 een aanvraag indiende voor een verblijfsvergunning asiel, stelt dat hij in Pakistan problemen heeft ondervonden vanwege het beledigen van de profeet. De rechtbank oordeelt dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig zijn, maar dat de gestelde problemen ongeloofwaardig zijn geacht. Verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft de asielaanvraag afgewezen op basis van inconsistenties in de verklaringen van eiser over de gebeurtenissen die hebben geleid tot zijn vlucht. Eiser heeft verklaard dat hij in 2015 Pakistan heeft verlaten na bedreigingen en geweld vanwege zijn betrokkenheid bij de Ahmadiyaa-minderheid. Echter, de rechtbank concludeert dat de verklaringen van eiser over de incidenten bij de moskee en de dorpsraad niet consistent zijn en dat er onvoldoende bewijs is voor de gestelde dreigtelefoontjes aan zijn vader. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat er geen gegronde vrees voor vervolging is en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag als ongegrond. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het terugkeerbesluit blijft in stand.