ECLI:NL:RBDHA:2024:16964

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.15890
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Pakistaanse eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen over vervolging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2024, wordt het beroep van een Pakistaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser, die op 29 januari 2022 een aanvraag indiende voor een verblijfsvergunning asiel, stelt dat hij in Pakistan problemen heeft ondervonden vanwege het beledigen van de profeet. De rechtbank oordeelt dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig zijn, maar dat de gestelde problemen ongeloofwaardig zijn geacht. Verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft de asielaanvraag afgewezen op basis van inconsistenties in de verklaringen van eiser over de gebeurtenissen die hebben geleid tot zijn vlucht. Eiser heeft verklaard dat hij in 2015 Pakistan heeft verlaten na bedreigingen en geweld vanwege zijn betrokkenheid bij de Ahmadiyaa-minderheid. Echter, de rechtbank concludeert dat de verklaringen van eiser over de incidenten bij de moskee en de dorpsraad niet consistent zijn en dat er onvoldoende bewijs is voor de gestelde dreigtelefoontjes aan zijn vader. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat er geen gegronde vrees voor vervolging is en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag als ongegrond. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het terugkeerbesluit blijft in stand.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.15890

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. T. Thissen),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, (gemachtigde: mr. J.E. Herlaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1
Eiser heeft op 29 januari 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 21 maart 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.4
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 21 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, S. Singh als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt van Pakistaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1999. Eiser stelt in 2015 Pakistan te hebben verlaten en is vervolgens via Iran en Turkije naar het grondgebied van de Europese Unie gereisd. Eiser heeft voordat hij in 2022 aankwam in Nederland in meerdere lidstaten van de Europese Unie asiel aangevraagd, laatstelijk in Italië. Ondanks een fictief claimakkoord op het verzoek tot terugname is eiser niet tijdig overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten en is zijn asielaanvraag vervolgens in de nationale asielprocedure opgenomen.
2.1
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Pakistan problemen heeft vanwege het beledigen van de profeet. Eiser stelt dat hij samen met zijn broer het slot van een moskee heeft opengebroken, zodat mensen behorend tot de Ahmadiyaa-minderheid het vrijdaggebed daar konden doen. Eiser en zijn broer zijn vervolgens door soennitische tegenstanders uit hun dorp naar de dorpsraad gebracht, die hen bevolen heeft om te vertrekken. Na dit bevel van de dorpsraad zijn mannen het huis van eiser binnengevallen en hebben zij eiser mishandeld. Eiser is vervolgens met zijn broer uit Pakistan gevlucht, waarop zijn vader dreigtelefoontjes heeft ontvangen. Ook is er een fatwa over eiser en zijn broer uitgesproken, waarin staat dat zij gedood mogen worden. Bij terugkeer naar Pakistan vreest eiser vermoord te worden.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Problemen vanwege het beledigen van de profeet.
3.1
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser is geloofwaardig geacht.
3.2
Verweerder heeft de gestelde problemen vanwege het beledigen van de profeet ongeloofwaardig geacht. Zo heeft verweerder tegengeworpen dat eiser summier en ook wisselend verklaard heeft over het incident bij de moskee. Eiser herhaalt enkel de kern van de gebeurtenis en kan geen nadere informatie en toelichting geven over de toedracht en gebeurtenissen voorafgaand aan het incident. Ook verklaart eiser wisselend over het verloop van de gebeurtenissen en de aard van de incidenten bij de moskee.
3.3
Daarnaast is tegengeworpen dat eiser summier verklaard heeft over de gebeurtenissen bij de dorpsraad, terwijl eiser stelt dat hij alles kon zien en horen wat er daar plaatsvond. Volgens verweerder heeft eiser ongerijmd verklaard over de hoogte van de straf die de dorpsraad aan hem heeft opgelegd en de redenen die daaraan ten grondslag zijn gelegd. Zo is het ongerijmd dat eiser eerst verklaart dat verschillende religieuze stromingen zonder problemen samenleefden in het dorp en dat nooit eerder iemand uit het dorp verbannen werd, terwijl eiser vervolgens verbannen wordt vanwege het enkele incident bij de moskee. Het is ongerijmd dat eiser behorend tot de soennitische meerderheid van het dorp zodanig hard gestraft wordt voor het helpen van Ahmadiyaa, terwijl de Ahmadiyaa juist een minderheid vormen in het dorp, maar daar volgens eiser zonder problemen kunnen leven.
3.4
Ook de verklaringen over de huisinval zijn summier en komen niet overeen met de door eiser overgelegde kopie van de aangifte van deze inval. Zo is aan eiser tegengeworpen dat hij verklaarde dat de inval rond middernacht in de duisternis heeft plaatsgevonden, terwijl uit de aangifte blijkt dat dit op 5 juni 2015 om 09:50 uur in de ochtend was. De vervolgens wisselende weerleggingen van eiser dat het hier om 09:50 uur in de avond tevoren gaat of om het moment van aangifte doen door eiser en niet om het moment van het incident nemen deze ongerijmdheden niet weg en versterken deze juist. Omdat deze huisinval een essentieel onderdeel van het vluchtrelaas van eiser vormt, mag verwacht worden dat eiser hier eenduidig over verklaard. Ook heeft eiser de gestelde ernstige verwondingen door de mishandelingen tijdens de huisinval niet met medische documenten onderbouwd of pogingen gedaan om deze te bemachtigen. Tot slot heeft verweerder tegengeworpen dat eiser enkel summier verklaard heeft over de gebeurtenissen tijdens de huisinval. Ook is het ongerijmd dat eiser ten eerste verklaard heeft dat hij de belagers niet kon zien in het donker, maar dat eiser vervolgens expliciet heeft kunnen verklaren over de vijf soennieten en vier of vijf Molvi’s die betrokken waren bij de inval. Daarnaast valt voor verweerder niet in te zien waarom het risico van deze huisinval genomen zou worden, terwijl de dorpsraad al besloten had om eiser te verbannen.
3.5
Verweerder heeft verder tegengeworpen dat het ongerijmd is dat de vader van eiser geen problemen gehad heeft met het helpen vluchten van eiser en zijn broer, maar dat een dorpsgenoot, [naam 1], wel problemen heeft gehad. Dit wordt volgens verweerder versterkt door het feit dat de politie eerst geen aangifte wilde opnemen, maar vervolgens wel heeft bemiddeld om de vader van eiser veilig terug te laten keren naar het dorp. Ook is het ongerijmd dat eiser niet kan concretiseren welke problemen [naam 1] gehad heeft in Pakistan vanwege het helpen vluchten van eiser en zijn broer, te meer nu deze problemen ertoe geleid hebben dat [naam 1] zelf gevlucht is.
3.6
Tot slot acht verweerder de verklaringen over de dreigtelefoontjes aan het adres van eiser zijn vader niet overtuigend. Tegengeworpen is dat pas in het aanvullend gehoor is toegevoegd wat de reden voor de dreigtelefoontjes is, dat eiser niet (bij benadering) kan duiden hoeveel dreigtelefoontjes hebben plaatsgevonden en van wie deze afkomstig waren.
Ook tegengeworpen is dat slechts een kopie van de fatwa overgelegd is, die niet op echtheid kan worden onderzocht. Daarbij heeft eiser ook wisselend verklaard over waar het origineel van de fatwa zich bevindt en is tegengeworpen dat de inhoud van kopie van de fatwa zeer summier is en dat de reden voor het uitspreken van de fatwa ongerijmd is met het bevel van de dorpsraad en het feit dat eiser hieraan gehoor heeft gegeven.
3.7
Gelet op al het voorgaande heeft verweerder de problemen van eiser vanwege het beledigen van de profeet ongeloofwaardig geacht. Omdat met alleen de geloofwaardig geachte identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geen gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade aannemelijk is gemaakt, is de asielaanvraag afgewezen als ongegrond en een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van vier weken opgelegd.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartoe in beroep de volgende gronden aan.
4.1
Ten aanzien van de verklaringen over het incident bij de moskee en het verbreken van het slot daarop heeft eiser aangevoerd dat het gaat om minimale verschillen tussen de verklaringen in de verschillende gehoren en dat deze worden verklaard door het feit dat er drie verschillende tolken zijn gebruikt, die allen net iets anders vertalen. In de vertaling is onduidelijkheid geschept door het gebruik van het woord ‘ze’, waarvan niet duidelijk is of hiermee soennieten, [naam 2]’s, moskeegangers dan wel dorpelingen worden bedoeld. In het aanvullend gehoor is hier duidelijkheid over geschept en daarmee is de ongerijmdheid van de verklaringen weggenomen. Verweerder heeft verder ten onrechte tegengeworpen dat eiser niets kan verklaren over de eerdere incidenten in 2015 en 2017. Het incident in 2015 betreft het incident bij de moskee zelf. Het incident uit 2017 vond plaats nadat eiser gevlucht was en doet daarom niet ter zake. Eiser heeft ook duidelijk verklaard over het nog eerdere incident dat plaatsvond toen hij nog heel jong was en over het protest tegen de [naam 2] gebedsoproep en het verwijderen van de luidsprekers van die [naam 2]-moskee.
4.2
Ook heeft verweerder volgens eiser ten onrechte tegengeworpen dat summier en ongerijmd verklaard is over de gebeurtenissen bij de dorpsraad en de hoogte van de straf die aan eiser is opgelegd. Verweerder heeft in de verschillende gehoren namelijk onvoldoende doorgevraagd op het verloop en de inhoud van de discussies bij de dorpsraad en wie daarbij betrokken waren. Ook is ten onrechte tegengeworpen dat onvoldoende inzicht is geboden in het bepalen van de hoogte van de straf. Eiser heeft namelijk verklaard dat de dorpelingen juist wilden dat eiser gedood werd, maar dat een oude wijze man aangedrongen heeft op de lichtere straf van verbanning, hetgeen uiteindelijk is opgelegd. Ook hierop heeft verweerder onvoldoende doorgevraagd in het aanvullende gehoor. Eiser heeft daarbij aannemelijk gemaakt waarom hij als soenniet zwaar gestraft is vanwege het verbreken van het slot op de moskee voor [naam 2]’s is. [naam 2]’s worden in Pakistan al jarenlang stelselmatig gediscrimineerd en zijn daarom als risicoprofiel aangemerkt in het landenbeleid. Het verbreken van verzegelde [naam 2]-moskeeën is een daad van blasfemie en uit landeninformatie volgt dat mensen die zich daaraan schuldig maken door een boze menigte ter plekke gedood kunnen worden. Verweerder heeft daarom ten onrechte geconcludeerd dat niet valt in te zien waarom eiser hiervoor gestraft is en miskend daarmee zijn eigen landenbeleid en het thematisch ambtsberichten waar dit beleid op gebaseerd is. Ook is ten onrechte tegengeworpen dat het ongerijmd is dat eiser gestraft is, terwijl andere [naam 2]’s zonder problemen in het dorp kunnen leven, nu de reden voor bestraffing is dat eiser tegen zijn eigen geloofsstroming is ingegaan. Dat in de zware straf van verbanning meegespeeld kan hebben dat eiser zijn vader van soenniet naar sjiiet bekeerd is, is daarbij aannemelijk.
4.3
Ten aanzien van de huisinval voert eiser in beroep aan dat zijn eerdere correctie van 09:50 uur in de nacht gevolgd moet worden en dat ten onrechte aan eiser is tegengeworpen dat ongerijmd of tegenstrijdig verklaard is over het moment van plaatsvinden van de huisinval. Ook het herkennen van de belagers is voldoende plausibel, nu eiser eerst niet wist wie hem belaagden, maar toen ze dichterbij kwamen de personen wel herkende. Ook de motivering van verweerder over het niet kunnen overleggen van medische documenten van de verwondingen is ondeugdelijk, nu de IND het aanmeldgehoor in de eerste plaats heeft overslagen vanwege een mogelijke Dublinoverdracht. Hierdoor is eiser minder goed geïnformeerd over het belang van het overleggen van documenten en daarnaast gaat verweerder niet in op de reden die eiser aangaf waarom de documenten niet meer kunnen worden overgelegd.
4.4
Verweerder heeft ook ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat het ongerijmd is dat [naam 1] wel gevlucht is en de vader van eiser niet. Verweerder miskend hierbij dat de vader van eiser als soenniet bescherming en bemiddeling van de politie kan vragen en dat [naam 1] als [naam 2] deze mogelijkheid niet heeft. Dit blijkt ook uit het landenbeleid van verweerder voor Pakistan. Hiermee is de ongerijmdheid van deze problemen weggenomen.
4.5
Ook is ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet heeft kunnen verklaren over het aantal dreigtelefoontjes en van wie deze afkomstig waren, omdat niet eiser maar zijn vader deze heeft ontvangen. Eiser kan hieromtrent niet uit eigen geheugen putten en navragen bij zijn vader was onmogelijk want die was ziek. Daarbij valt niet in te zien waarom is tegengeworpen dat eiser dit via familieleden had kunnen opvragen.
4.6
Tot slot heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiser geen origineel document van de fatwa heeft kunnen overleggen. Uit het algemeen ambtsbericht van 2022, pagina 97 blijkt dat aandacht vestigen op fatwa’s vanwege de gevoeligheid daarvan gevaarlijk is en daardoor tot terughoudend stemt. Opvragen van deze documenten in Pakistan of bij familieleden is dan ook niet mogelijk, nu dit tot wraakacties kan leiden. Het niet bekend zijn met waar de originele fatwa zich bevindt, doet dan ook niet ter zake en mag niet aan eiser worden tegengeworpen.
5. Ter zitting en in het verweerschrift het verweerder gemotiveerd gereageerd op de beroepsgronden van eiser en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de problemen van eiser vanwege het beledigen van de profeet ongeloofwaardig zijn geacht. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Incident bij de moskee
6.1
Verweerder heeft aan eiser mogen tegenwerpen dat hij wisselend verklaard heeft over het incident bij de moskee, met name over de toedracht en de tijdlijn van de gebeurtenissen. Nu dit incident de aanleiding is geweest voor zijn vlucht en de basis vormt van het asielrelaas mocht verweerder verwachten dat eiser consistent kon verklaren over het verbreken van het slot en ook dat hij de aanleiding en de gevolgen van dit incident eenduidig uiteen kon zetten. De enkele opheldering achteraf van de bedoelde groep mensen achter het woord ‘ze’ maakt dit oordeel niet anders, nu de wisselende verklaringen over de reactie van de omstanders op het verbreken van het slot daarmee niet worden weggenomen of van een verklaarbare reden worden voorzien. Hoewel de rechtbank het overigens eens is met eiser dat de tegenwerping van verweerder over de incidenten in 2015 en 2017 getuigt van slordigheid, doet dit geen afbreuk aan de terechte tegenwerpingen van verweerder over de wisselende verklaringen over de toedracht en het tijdsverloop van het incident bij de moskee.
Dorpsraad en bestraffing
6.2
Ook heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiser zijn verklaringen over de gebeurtenissen bij de dorpsraad summier van aard zijn, terwijl eiser verklaard heeft dat hij alles van deze bespreking heeft kunnen meekrijgen. Zo heeft eiser vaag en summier verklaard over de wijze waarop de dorpsraad tot een strafoplegging is gekomen en waarom de dorpsraad ervoor heeft gekozen eiser te verbannen in plaats van hem de doodstraf op te leggen, de straf die de dorpsgenoten aanvankelijk voor ogen hadden. Daarbij komt dat niet duidelijk is geworden waarom eiser zodanig zwaar gestraft moest worden. Verweerder heeft het ongerijmd mogen vinden dat de straf van verbanning en zelfs de doodstraf is overwogen voor het helpen van de [naam 2]’s, terwijl eiser ook verklaard heeft dat in zijn dorp diverse religieuze minderheden, waaronder soennieten en [naam 2]’s, vreedzaam met elkaar samenleven.
6.3
De stelling in beroep dat onvoldoende doorgevraagd is op de gebeurtenissen bij de dorpsraad en de strafoplegging volgt de rechtbank niet. Uit de verslagen van het nader en aanvullend gehoor blijkt dat eiser ruim in de gelegenheid is gesteld om zijn relaas toe te licht en zijn ook de nodige verdiepende vragen gesteld. Deze vraagstelling heeft echter niet tot het ophelderen van de ongerijmdheden op dit punt geleid. Ook de stelling dat eisers daad als blasfemie gezien wordt en dat uit openbare bronnen volgt dat dit ertoe kan leiden dat iemand gedood wordt door een boze menigte, neemt de ongerijmdheden in het relaas niet weg. Deze vergelijking door eiser laat zich moeilijk rijmen met zijn verklaring dat soennieten en Ahmadiyaa in zijn dorp in het algemeen zonder problemen naast elkaar leven.
Huisinval en dreigtelefoontjes
6.4
Ten aanzien van de problemen en bedreigingen die eiser heeft moeten doorstaan na de bestraffing door de dorpsraad heeft verweerder mogen tegenwerpen dat wisselend en summier verklaard is over de huisinval, het tijdstip dat dit plaatsvond, de personen die daarbij betrokken waren en het motief dat zij daartoe hadden. Zo mocht verweerder tegenwerpen dat de verklaringen van eiser over het tijdstip niet overeenkomen met de overgelegde aangifte, dat eiser wisselend verklaard heeft over het aantal personen en of zij nu soennieten of Molvi’s betroffen. Niet valt in te zien waarom een huisinval heeft plaatsgevonden terwijl de dorpsraad al een straf (verbanning) had opgelegd en aan eiser en zijn broer in dit verband een vertrekultimatum was gegeven. Het al dan niet kunnen overleggen van medische stukken om de bij deze inval opgelopen verwondingen vele jaren later te kunnen onderbouwen, maakt het oordeel van de rechtbank daarin niet anders. Alleen al op grond van de eerste tegenwerpingen mocht verweerder al concluderen dat de verklaringen van eiser over de huisinval niet geloofwaardig worden geacht.
6.5
Verweerder heeft ook mogen tegenwerpen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn vader dreigtelefoontjes heeft ontvangen of anderszins te vrezen heeft vanwege de gebeurtenissen bij de dorpsraad en de verbanning van eiser. Nog los van het gegeven dat eiser ten aanzien van de gestelde dreigtelefoontjes niet uit eigen geheugen kan putten, doet het aan geloofwaardigheid af dat eiser slechts summier heeft kunnen verklaren over deze dreigtelefoontjes en niet nader heeft kunnen duiden wat de omvang ervan is en welke problemen zijn vader hierdoor heeft moeten verduren.
Fatwa
6.6
Tot slot heeft verweerder in zijn besluitvorming mogen betrekken dat de overgelegde kopie van de fatwa niet op echtheid onderzocht kan worden. Een uitgesproken fatwa is een zwaar oordeel dat inhoudelijk onderzocht moet kunnen worden om daaraan conclusies te kunnen verbinden. Hoewel de rechtbank eiser volgt in zijn stelling dat van hem of zijn familie niet verlangd kan worden dat zij de originele fatwa opvragen bij de vervaardigers ervan en de rechtbank ook inziet dat het spreken over fatwa’s gevoelig kan liggen, mocht verweerder verlangen dat eiser kon toelichten waarom – naast het oordeel van de dorpsraad – een fatwa is uitgevaardigd. In de dorpsraad was immers ook over de doodstraf gesproken maar is uiteindelijk, althans zo heeft eiser verklaard, geoordeeld dat verbanning een meer passende straf was en hieraan hebben eiser en zijn broer ook gevolg gegeven. Niet valt in te zien hoe de fatwa - wat daar ook van zij - zich verhoudt tot de reeds uitgevoerde bestraffing door de dorpsraad.
6.7
Alles bij elkaar in samenhang bezien heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser zijn problemen in Pakistan vanwege het beledigen van de profeet niet geloofwaardig zijn geacht. De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als ongegrond. Ook het terugkeerbesluit blijft in stand.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en de uitspraak is verzonden op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. De datum van verzending van de uitspraak staat hierboven.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.