ECLI:NL:RBDHA:2024:16934
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Oegandese verpleegster wegens tegenstrijdige verklaringen en onvoldoende bewijs van vervolging
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres, een Oegandese verpleegster, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres diende op 5 juni 2023 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 30 mei 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 2 september 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiseres heeft verklaard dat zij vanwege haar hulp aan homoseksuele studenten in Oeganda vreest voor arrestatie en mishandeling. De minister heeft echter de identiteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht, maar twijfelt aan de geloofwaardigheid van haar verklaringen over de problemen die zij zou hebben ondervonden. De rechtbank wijst op tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiseres en de gegevens in haar visumdossier, wat de minister ertoe heeft gebracht haar aanvraag af te wijzen.
Eiseres heeft aangevoerd dat de besluitvorming onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat zij niet tijdig toegang heeft gekregen tot haar visumdossier. De rechtbank oordeelt echter dat de minister voldoende gelegenheid heeft geboden om te reageren op het visumdossier en dat de besluitvorming niet onzorgvuldig is. De rechtbank concludeert dat eiseres niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en dat er geen reëel risico op ernstige schade bij uitzetting is aangetoond. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.