ECLI:NL:RBDHA:2024:16903

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.15926
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing uitstel van vertrek uit Nederland op basis van medische situatie en nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om uitstel van vertrek uit Nederland vanwege haar medische situatie behandeld. Eiseres, geboren in 1962 en van Armeense afkomst, heeft een aanvraag ingediend op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De minister van Asiel en Migratie heeft haar aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet als staatloos wordt aangemerkt, maar als houder van de Armeense nationaliteit. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de medische zorg en medicatie in Armenië voor haar feitelijk niet toegankelijk zijn.

De rechtbank stelt vast dat de minister de afwijzing van de aanvraag terecht heeft gehandhaafd, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij staatloos is. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaruit blijkt dat eiseres als Armeens staatsburger wordt erkend. Eiseres heeft weliswaar aangevoerd dat zij vanwege haar etnische afkomst geen toegang heeft tot de benodigde medische zorg in Armenië, maar de rechtbank oordeelt dat de minister op basis van het BMA-advies heeft kunnen concluderen dat de noodzakelijke medische behandeling en medicatie in Armenië beschikbaar zijn.

De rechtbank komt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is en dat de minister geen uitstel van vertrek hoefde te verlenen. Eiseres moet Nederland verlaten en krijgt geen griffierecht terug of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door voorzieningenrechter E.E.M. van Abbe en is openbaar gemaakt op 15 oktober 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.15926
uitspraak van de rechtbank op het beroep in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. B.A. Palm),

en

de Minister van Asiel en Migratie1, (gemachtigde: mr. K. Kana).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank op het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om uitstel van vertrek uit Nederland vanwege haar medische situatie.
1.1.
Met het besluit van 23 april 2023 (het primaire besluit) heeft de minister de aanvraag afgewezen. Met het besluit van 9 april 2024 op het bezwaar van eiseres (het bestreden besluit) is de minister bij deze afwijzing gebleven.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiseres is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, H. Makaryan als tolk en de gemachtigde van de minister.
1.5.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht twee weken later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

1. Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2. De rechtbank beoordeelt of de minister het verzoek om aan eiseres uitstel van vertrek te verlenen heeft mogen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Relevante feiten
4. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1962. Zij is etnisch [B] , afkomstig uit Armenië. Haar asielaanvraag is met de beschikking van 23 juni 2009 afgewezen. De afwijzing is met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 31 juli 2012 in rechte komen vast te staan. Op 12 juli 2018 heeft eiseres een opvolgende asielaanvraag gedaan. Deze aanvraag is met de beschikking van 17 september 2018 afgewezen en met de uitspraak van 17 oktober 2018 van deze rechtbank en zittingsplaats in rechte komen vast te staan.
5. Op 22 september 2022 heeft eiseres deze aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Met de beschikking van 28 oktober 2022 is aan eiseres voorlopig uitstel van vertrek verleend tot 28 april 2023. Op 2 december 2022 heeft het BMA een eerste advies uitgebracht en op 4 april 2023 een nader advies. In bezwaar heeft het BMA op 13 oktober 2023 een nieuw advies uitgebracht, dat met het advies van 22 december 2023 is aangevuld.

De nationaliteit

6. Eiseres voert aan dat zij staatloos is, omdat de Azerbeidzjaanse nationaliteiten haar Armeense nationaliteit niet erkennen. Zij verwijst daartoe naar de beschikking van 17 september 2018, waarin staat dat zij staatloos is. Volgens eiseres kan zij niet uit Nederland worden verwijderd, omdat zij als staatloze [B] buiten haar schuld niet uit Nederland kan vertrekken. Eiseres doet een beroep op het besluit met nummer WBN 2015/82 waaruit blijkt dat etnisch Armenen die geboren zijn in Azerbeidzjan, zijn vrijgesteld van het overleggen van een Azerbeidzjaans paspoort en geboorteakte, omdat de Azerbeidzjaanse autoriteiten de nationaliteit van etnische Armeniërs in het algemeen niet erkennen. Volgens eiseres moet de minister in dit geval aansluiten bij dit besluit en kan haar niet worden tegenworpen dat zij haar identiteit en nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt.
7. De minister stelt zich op het standpunt dat eiseres de Armeense nationaliteit heeft en daarmee niet staatloos is. De minister verwijst voor zijn standpunt naar de uitspraak van de Afdeling van 31 juli 2012, waarin is bevestigd dat eiseres Armeens staatsburger is van Azerbeidzjaanse afkomst. De vermelding in de beschikking van 17 september 2018 dat eiseres staatloos is, berust op een ambtelijke misslag, waaraan volgens de minister geen waarde kan worden toegekend.
8. De rechtbank volgt de minister in dit standpunt. Dat eiseres de Armeense nationaliteit heeft en dus niet staatloos is, blijkt uit de uitspraak van de Afdeling van 31 juli 2012 die in rechte vast staat. Daarin is geoordeeld dat eiseres ingevolge de in 1995 in
2 Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 3 december 2015, nummer WBN 2015/8, houdende wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003.
werking getreden Wet op het Staatsburgerschap destijds als ingezetene van Armenië, van rechtswege als staatsburger van Armenië werd beschouwd en dat zij recht had op en feitelijk kon beschikken over een Armeens paspoort. Hieruit leidt de rechtbank af dat eiseres Armeens staatsburger is. Daarbij is de minister uit ambtelijke informatie gebleken dat de Armeense autoriteiten reeds in 2013 de nationaliteit van eiseres hebben bevestigd. Ook daarom heeft de minister mogen aannemen dat eiseres de Armeense nationaliteit heeft en zij daarom niet staatloos is. Dat in de beschikking van 17 september 2018 bij de vermelding van haar persoonsgegevens staat dat eiseres staatloos is, maakt dat niet anders, omdat die vermelding berust op een ambtelijke misslag. Eiseres kan aan die vermelding dus geen rechten ontlenen. Het beroep van eiseres op het besluit WBN 2015/8 slaagt evenmin, omdat dit besluit ziet op naturalisatieverzoeken en op een andere situatie, namelijk dat een etnisch Armeen in bewijsnood verkeert, omdat de Azerbeidzjaanse autoriteiten het (juridische) bezit van de Azerbeidzjaanse nationaliteit niet erkennen. Zoals hiervoor is geoordeeld is eiseres door de Armeense autoriteiten als staatsburger erkend. Bovendien staat de uitzetting van eiseres uit Nederland vast en betekent een uitstel van vertrek slechts dat die uitzetting wordt uitgesteld. Van een onvoldoende gemotiveerd standpunt van de minister is, anders dan eiseres stelt, hier geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.
Het BMA-advies
9. Eiseres voert aan dat uit het BMA-advies blijkt dat het uitblijven van een medische behandeling zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn, zodat er sprake is van een reëel en voorzienbaar risico op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Eiseres stelt dat de minister haar daarom uitstel van vertrek moet verlenen.
10. Uit het BMA-advies van 22 december 2023 blijkt dat eisers bekend is met suikerziekte, een hoge bloeddruk, chronische depressieklachten, artrose van de knie en met maagklachten. Volgens het BMA-advies wordt bij het uitblijven van de behandeling van de suikerziekte en de hoge bloeddruk wel een medische noodsituatie verwacht binnen drie tot zes maanden, maar kan eiseres reizen en zijn de benodigde medische behandeling en medicatie in Armenië aanwezig. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister het BMA-advies van 22 december 2023 aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen leggen. Eiseres heeft geen contra-expertise ingediend of medische stuken van haar behandelaar overgelegd waaruit twijfel ontstaat over de juistheid of volledigheid van het advies. Daarom mocht de minister op grond van het BMA-advies concluderen dat aan eiseres geen uitstel van vertrek verleend hoeft te worden.

De feitelijke toegankelijkheid van de medische zorg in Armenië

11. Eiseres voert aan dat zij anders dan de minister stelt staatloos is en zij met haar [B] afkomst niet zal worden toegelaten tot Armenië en zij daarom feitelijk geen toegang heeft tot de benodigde medische zorg en medicatie. Eiseres doet daarbij een beroep op het arrest Paposhvili van het EHRM. Eiseres onderbouwt haar standpunt met de prijslijst op de website van apotheek [apotheek] en met het rapport van 12 maart 2024 van dr. [A] .
11. De rechtbank leidt uit het BMA-advies van 22 december 2023 af dat bij het uitblijven van een medische behandeling een medische noodsituatie kan ontstaan, maar dat de noodzakelijke medische behandeling en medicatie in Armenië aanwezig en beschikbaar zijn. De vraag is dan of de aanwezige behandelmogelijkheden toereikend zijn om een
medische noodsituatie te voorkomen dan wel te behandelen. Eiseres bestrijdt niet dat de noodzakelijke medische behandeling en medicatie in Armenië beschikbaar is, maar zij stelt dat die zorg en medicatie vanwege haar etnische afkomst en de hoge kosten feitelijk niet toegankelijk zijn voor haar. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Eiseres heeft met de verwijzing naar de website van [apotheek] wel aangetoond wat de kosten zijn van de medische behandeling en medicatie in Armenië, maar zij is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat zij die kosten gelet op haar inkomen niet zou kunnen dragen.
Eiseres heeft niet onderbouwd dat zij in Armenië geen zorgverzekering kan afsluiten of geen overheidsbijdrage kan ontvangen. De stelling van eiseres dat zij geen toegang heeft tot medische zorg en medicatie in Armenië omdat zij staatloos is, gaat niet op, omdat de minister ervan mag uitgaan dat eiseres de Armeense nationaliteit heeft. De bevindingen in het rapport van dr. [A] zijn daarom evenmin relevant, omdat dat rapport juist uitgaat van de staatloosheid van eiseres. Het rapport ziet niet toe op de persoonlijke situatie van eiseres. Daar komt bij dat eiseres niet met documenten heeft onderbouwd dat zij geen identiteitsbewijs in Armenië kan verkrijgen en zij daarom geen toegang tot de benodigde zorg of medicatie.
13. De rechtbank komt tot de slotsom dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de medische zorg en medicatie in Armenië om financiële of andere redenen voor haar feitelijk niet toegankelijk is. De minister heeft de aanvraag van eiseres om toepassing van artikel 64 van de Vw daarom mogen afwijzen.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de minister geen uitstel van vertrek hoefde te verlenen en dat zij Nederland moet verlaten. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 oktober 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.