ECLI:NL:RBDHA:2024:16898
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met medische noodzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.M.A. Breuls, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin werd geweigerd om hem uitstel van vertrek te verlenen vanwege zijn medische omstandigheden. Verzoeker heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend om zijn bezwaar in de opvang en in Nederland af te mogen wachten. De voorzieningenrechter heeft op 22 september 2024 een ordemaatregel getroffen, waarbij werd bepaald dat er geen onomkeerbare stappen mochten worden gezet door verweerder, waaronder uitzetting van verzoeker uit Nederland.
Tijdens de zitting op 7 oktober 2024 heeft alleen de gemachtigde van verweerder deelgenomen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en de rechtsgevolgen van het besluit van 23 augustus 2024 geschorst tot vier weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat verzoeker in die periode niet uit de opvang mag worden gezet. De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoeker, die een mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM aanvoert, afgewogen tegen de belangen van verweerder, die zijn beleid wil uitvoeren. De voorzieningenrechter oordeelt dat het strikt uitvoeren van het beleid in dit specifieke geval onevenredig zou zijn, gezien de medische noodsituatie van verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft verder bepaald dat verzoeker recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.