ECLI:NL:RBDHA:2024:16890
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die een afwijzing van zijn aanvraag om asiel aanvecht. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag van de verzoeker op 1 februari 2024 afgewezen. Hiertegen heeft de verzoeker bezwaar gemaakt, waarop de minister bij besluit van 9 juli 2024 zijn eerdere afwijzing heeft gehandhaafd. De verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening wordt behandeld in het kader van dit beroep.
De zitting vond plaats op 1 oktober 2024, waarbij de verzoeker, zijn gemachtigde mr. J. Sinnema, en de gemachtigde van de minister, mr. R.R. de Groot, aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft de zaak beoordeeld en op basis van een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank, zaaknummer NL24.30716, geconcludeerd dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, in aanwezigheid van griffier A.P. Kuiters, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.