Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2024 in de zaak tussen
[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
En heeft u deze boeken ook zelf gelezen?
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 15 oktober 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die op 17 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 8 augustus 2024 te horen dat zijn aanvraag ongegrond was verklaard door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank behandelt het beroep op 10 september 2024, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig zijn.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat hij Turkije heeft verlaten uit vrees voor vervolging door de Turkse autoriteiten, die hem beschouwen als een terrorist van de Gülenbeweging. De rechtbank stelt vast dat de minister een nieuwe werkinstructie heeft geïntroduceerd die de beoordeling van asielmotieven regelt, waarbij de nadruk ligt op het onderbouwen van deze motieven met documenten. Eiser heeft echter geen bankafschriften kunnen overleggen ter ondersteuning van zijn verklaringen, wat de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas ondermijnt.
De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat eiser meer inspanning had moeten leveren om bewijsstukken te verkrijgen, zoals een strafdossier, dat zijn vrees voor vervolging zou kunnen onderbouwen. Eiser heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn betrokkenheid bij de Gülenbeweging en de rechtbank vindt dat de minister terecht twijfels heeft over de geloofwaardigheid van zijn verklaringen. Uiteindelijk wordt het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van zijn asielaanvraag standhoudt en hij geen proceskostenvergoeding ontvangt.