ECLI:NL:RBDHA:2024:16875
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling tot vergoeding van proceskosten na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft verzoeker op 6 augustus 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 15 maart 2023 was ingediend. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 25 september 2024 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de minister niet binnen de geldende termijn op de aanvraag heeft beslist en de aanvraag is ingewilligd terwijl er een beroep tegen het niet-tijdig beslissen liep, is de minister geheel tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank stelt de proceskosten op € 437,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,5, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot het genoemde bedrag. Deze uitspraak is gedaan op 14 oktober 2024 door mr. M.J. Schouw, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.