In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 september 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, had beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring die op 6 juni 2024 door de Minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat er in beginsel zicht op uitzetting naar Algerije aanwezig is, ook voor ongedocumenteerden. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder de stelling dat er geen zicht op uitzetting zou zijn en dat de minister onvoldoende voortvarend handelt, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende inspanningen heeft geleverd om de uitzetting te realiseren en dat de duur van het onderzoek bij de Algerijnse autoriteiten niet doorslaggevend is. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 september 2024.