In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser, van Marokkaanse nationaliteit. De minister van Asiel en Migratie had op 22 augustus 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voldoende voortvarend handelt in de uitzettingsprocedure en dat er geen aanleiding is om te oordelen dat de minister meer of andere uitzettingshandelingen had moeten verrichten. De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring getoetst en geconcludeerd dat deze tot het sluiten van het onderzoek rechtmatig was. De rechtbank heeft geen specifieke omstandigheden gevonden die de minister zouden nopen tot meer actie op dossierniveau. Eiser heeft niet aangetoond dat hij zijn medewerkingsplicht heeft nageleefd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 oktober 2024.