In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Algerijnse nationaliteit. De maatregel van bewaring was opgelegd door de Minister van Asiel en Migratie op 18 juli 2024, op basis van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld in de uitzettingsprocedure, waarbij regelmatig contact is geweest met de Marokkaanse en Algerijnse autoriteiten voor het verkrijgen van een laissez passer. Eiser heeft niet aangetoond dat hij zelf de nodige medewerking heeft verleend aan het verkrijgen van de benodigde documenten voor zijn uitzetting. De rechtbank concludeert dat de minister niet meer of andere uitzettingshandelingen had hoeven verrichten dan hij heeft gedaan. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, evenals zijn verzoek om schadevergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 oktober 2024.