ECLI:NL:RBDHA:2024:16842

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
09-301907-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor seksueel misbruik van een minderjarige over een periode van drie jaar

Op 17 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 38-jarige man, die werd beschuldigd van seksueel misbruik van een minderjarige. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor het misbruik van een meisje dat tussen de 9 en 12 jaar oud was. De feiten vonden plaats in de periode van 25 januari 2016 tot en met 25 januari 2019, waarbij de verdachte meerdere seksuele handelingen heeft verricht met het slachtoffer, dat op het moment van de misdragingen nog niet de leeftijd van twaalf jaar had bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten het slachtoffer heeft misbruikt, waaronder het seksueel binnendringen van haar lichaam. De rechtbank heeft ook een 38v-maatregel opgelegd, die inhoudt dat de verdachte gedurende vijf jaar geen contact mag opnemen met het slachtoffer. Daarnaast is er een schadevergoeding toegekend aan de benadeelde partij, die door de rechtbank is vastgesteld op € 55.799,-, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de materiële schade is vastgesteld op € 20.275,- en de immateriële schade op € 35.524,-. De rechtbank heeft de verdachte ook bevolen tot gevangenneming, gezien de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/301907-23
Datum uitspraak: 17 oktober 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1986 te [geboorteplaats 1] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 3 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. E.J. van Drongelen, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadslieden, mr. T.H.L. Kneepens en mr. A.E. Brussen, naar voren is gebracht.
Als benadeelde partij heeft zich gevoegd [naam 1] . Zij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend en werd bijgestaan door mr. J.N. Rensen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 25 januari 2016 tot en met 25 januari 2019 te Zoetermeer en/of Amsterdam, althans in Nederland, met [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 1] , te weten
- het (tong)zoenen van die [naam 1] ,
- het betasten van de borsten en/of billen en/of vagina, althans het lichaam van die
[naam 1] ,
- het brengen en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam 1] ,
- het brengen en/of bewegen van zijn tong en/of mond op de vagina en/of clitoris en/of tussen de schaamlippen van die [naam 1] en/of
- het brengen en/of bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam 1]
;
2
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 22 september 2018 tot en met 25 januari 2019 te Zoetermeer en/of Amsterdam, althans in Nederland, met [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 1] , te weten
- het (tong)zoenen van die [naam 1] ,
- het betasten van de borsten en/of billen en/of vagina, althans het lichaam van die
[naam 1] ,
- het brengen en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam 1] ,
- het brengen en/of bewegen van zijn tong en/of mond op de vagina en/of clitoris en/of tussen de schaamlippen van die [naam 1] en/of
- het brengen en/of bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam 1]
;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 22 september 2018 tot en met 25 januari 2019 te Zoetermeer en/of Amsterdam, althans in Nederland, met [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het (tong)zoenen van die [naam 1] en/of
- het betasten van de borsten en/of billen en/of vagina, althans het lichaam van die
[naam 1] .

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard, met dien verstande dat de pleegperiode van feit 1 dient te worden ingekort, omdat aangeefster op [geboortedatum 2] 2018 twaalf jaar werd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De verdediging heeft hierbij gewezen op het gebrek aan concreet steunbewijs voor de verklaringen van aangeefster.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2021384391, van de politie-eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 44).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 28 september 2022, voor zover inhoudende (p. 7-15):
Achternaam: [naam 1]Voornamen: [voornaam]Geboren: [geboortedatum 2] 2006
V: [voornaam] , tegen wie kom jij aangifte doen?A: De ex-vriend van mijn tante, [de verdachte] .
V: Waarvan kom je aangifte doen?A: Verkrachting.V: Waar is die verkrachting gebeurd?A: Bij mijn oma thuis in Zoetermeer. Bij mijn tante in Meerzicht in Zoetermeer, thuis binnen en beneden bij de berging. En in Amsterdam bij het huis van [de verdachte] zijn ouders ook beneden in de berging, maar dat adres weet ik niet meer.
V: En wanneer is dit gebeurd, wanneer is het begonnen?A: Nadat mijn nichtje [naam 2] was geboren, toen is het begonnen, in 2016.
A: De laatste keer heeft [de verdachte] mij gewoon alleen maar aangeraakt, dat was toen mijn nichtje jarig was, op [datum] 2019.
V: Hoe oud ben jij tussen januari 2016 en januari 2019?A: In 2016 was ik negen jaar oud en in 2019 ben ik 12 jaar oud.
Daarna begon [de verdachte] mij gewoon te kussen en zei hij 'kijk zo hoort het', en hij ging mij leren om te zoenen.
[de verdachte] ging mij dus leren hoe ik moest pijpen, hij zei: 'probeer het maar'.
Toen vroeg [de verdachte] weer aan mij: ' doet het pijn' en toen ging hij door, maar het
lukte niet toen gebruikte hij speeksel. Toen zei ik dat het pijn deed, ik zei dat ik
het echt niet wilde en toen zei hij: 'je gaat het uiteindelijk lekker vinden'. Toen
ging hij door, toen heb ik weer een aantal keren gezegd: ' ik wil niet, ik wil niet'.
Toen begon ik te huilen, want het deed pijn en uiteindelijk is het hem gelukt, maar
het ging niet makkelijk. Daarna was hij uiteindelijk gestopt en ging ik naar de wc en toen had ik allemaal bloed en [de verdachte] zei toen: 'dat gaat ook vanzelf over'.
Daarna heeft hij het vaker geprobeerd, de hele periode dat wij bij mijn oma woonde.
[de verdachte] deed zijn kleren uit, toen heeft hij het weer gedaan.
V: Wat heeft hij toen weer gedaan?
A: Sex, dat we sex hadden.
Elke keer dat ik in slaap viel probeerde hij seks met mij te hebben zonder dat ik het door had.
Uiteindelíjk ging ik toch mee naar de berging en toen had [de verdachte] weer seks met mij.
[de verdachte] had weer seks met mij in de berging. We gingen daar gewoon staan en toen moest ik me omdraaien en toen heeft hij via mijn achterzijde zijn penis in mijn vagina gedaan. Toen ging hij weer bewegen.
[de verdachte] zat dan ook aan me als ik op feestje was, hij zat dan aan mijn borsten. Hij zei dan: 'je bent groot geworden, je krijgt echt grote borsten, je krijgt echt een probleem'.
A: In het begin logeerde ik elke week bij hen. In de beginperiode gebeurde ereigenlijk altijd wel iets. Hadden we seks.V: Wat deed [de verdachte] dan qua seks toen je in Zoetermeer bij je tante logeerde?A: [de verdachte] ging in mij. Ik moest hem pijpen. Elke keer als ik daar sliep gebeurde dat elke dag.V: Je zegt dat [de verdachte] in jou ging, waar in?A: In mijn vagina.V: Waarmee ging hij in jou vagina?A: Met zijn lul.V: Zijn er nog andere dingen gebeurd?A: Ik moest hem ook pijpen en [de verdachte] ging ook aan mijn vagina likken.V: Nu weet ik wel wat pijpen is, kun je uitleggen wat er dan gebeurd?A: Dat ik met mijn mond zijn penis moest likken.V: Hij ging je vagina likken, waarmee?A: Met zijn mond.
[de verdachte] deed zijn penis in mijn vagina en ging bewegen. Wanneer hij klaar kwam pakte hij altijd een servet of doekje en spoot dan zijn sperma op mijn buik. Dit ging hij daarna altijd wegvegen.V: Je zegt zijn penis ging in je vagina. Hoe ver ging die er in?A: Niet helemaal, een klein stukje. Alleen zijn eikel ging in mijn vagina.
A: [de verdachte] ging gewoon naar beneden en mijn vagina likken met zijn tong.
A: Ik moest [de verdachte] likken aan zijn penis en dan ging [de verdachte] mij vertellen dat ik omlaag of omhoog moest gaan. Dat ik om zijn eikel moest gaan likken of om zijn ballen moest gaan likken.
V: Je zei ook nog dat de seks buiten plaats vond, hoe vaak is dat gebeurd?A: Dit was in het bos, ik weet niet waar.V: Wat voor seks hadden jullie buiten?A: Gewoon zijn penis in mijn vagina.
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] (tante van aangeefster), opgemaakt op 15 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 17-21);
Ik trof [de verdachte] en [voornaam] op de gang aan. Ik zag dat [voornaam] op de grond zat en [de verdachte] stond voor haar.
Ik vroeg wat er aan hand was en [de verdachte] zei toen dat [voornaam] buikpijn had.
Toen het seksueel misbruik uitkwam heb ik [voornaam] wel gevraagd naar de bewuste nacht en zij vertelde mij toen dat [de verdachte] haar wakker had gemaakt en dat hij seksuele handelingen met haar wilde doen en zij dat toen niet wilde. Toen ik er aan kwam was hij geschrokken en was hij gestopt.
V: Wat vertelde ze over de seksuele handelingen tussen haar en [de verdachte] ?
A: Porno kijken om aan te wijzen hoe ze dingen moest doen, alle seksuele handelingen die je maar kunt bedenken. Ook bij mij in de schuur toen wij op het [straatnaam] woonden. Ik kan mij die dag wel herinneren omdat ik ze beide maar een (1) keer naar de schuur heb zien gaan.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] (moeder van aangeefster), opgemaakt op 21 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 24-27);
Ik hoorde haar toen in paniek en snikkend tegen mij zeggen:" Oompie heeft seks met mij gehad."
Ik dacht terug aan de periode dat [voornaam] niet luisterde en niet op tijd thuiskwam. Rond haar 14e jaar heeft [voornaam] een half jaar bij een psycholoog gelopen vanwege pestgedrag en mishandelingen op school.
Ik hoorde [voornaam] zeggen dat hij de eerste keer probeerde zijn piemel naar binnen te duwen maar dat dit niet was gelukt. Wij woonden in die periode bij mijn moeder thuis. Ze werd dan wakker gemaakt door oompie en dan vond het misbruik plaats.
V: Welke seksuele handelingen heeft [de verdachte] met [voornaam] gedaan?A: In de schuur voornoemd moest [voornaam] hem pijpen en heeft hij haar gebeft.
V: Heeft [voornaam] vertelt of [de verdachte] haar na de eerste keer dat hij probeerde bij haar binnen te dringen, nog een keer dit heeft geprobeerd?A: Na die eerste keer toen het niet lukte het daarna wel en deed [de verdachte] het volgens [voornaam] in een keer, dat het pijn had gedaan en dat ze had gebloed.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 mei 2023, voor zover inhoudende (p. 29-33);
Dit is de uitgewerkte versie van hetgeluidsfragmentwelke was opgenomen door getuige [getuige 1] .R: [getuige 1]G: [de verdachte]
G: Dat was mijn geheim. En die shit ook.Ik heb haar geen pijn gedaan.Het kwam omdat ze de hele tijd bij ons wilde slapen.
R: Jij was fucking 30 jaar en je zit een kind te misbruiken van 7-8 jaar.G: Nee, dat is niet waar. Ze was geen 7-8 jaar. Ik zweer het op mijn moeder. Ze was 9 jaar. Het was 5 jaar geleden.
G: Het was een(1) jaar en een paar maanden.
R: Emotioneel. De eerste keer deed het pijn en ging het bloeden.G: Ik snap het. Het is fout. Maar niet alles. Het was een klein stukje.
R: Je hebt seks met haar gehad. Je hebt condooms en snoep gekocht.G: Nee, nee. Ik heb geen condooms gekocht.
R: Hoe heb je haar dan gedaan? Gewoon lala?G: Zonder gewoon. Maar niet helemaal erin. Het ging niet.
R: Dacht je ik ga liggen, ik heb haar gedaan en nu ga ik naast mijn vriendin liggen.G: Ja.
G: Ok, ok, ik heb het gedaan.
5. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 3 oktober 2024, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik de dingen heb gezegd zoals die zijn te horen in het geluidsfragment dat is uitgewerkt en is gevoegd in het dossier.
3.4
Bewijsoverwegingen
Wanneer bestaat voldoende bewijs?
Bij de beoordeling van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende voorop.
Volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige of enkel op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Daarnaast geldt dat een tot het bewijs gebezigde verklaring op zichzelf ook voldoende betrouwbaar moet zijn.
In de jurisprudentie van de Hoge Raad zijn regels geformuleerd voor de beantwoording van de vraag of voldoende steunbewijs aanwezig is in het geval dat de bewezenverklaring zwaar leunt op de verklaring van één getuige, zoals vaak het geval is bij zedendelicten. Zo moet het steunbewijs ‘voldoende steun’ geven aan de verklaring van de getuige. Dat wil zeggen dat het steunbewijs op relevante wijze in verband moet staan met de verklaring van de getuige. Het steunbewijs mag in beginsel niet afkomstig zijn van dezelfde bron. Wel kunnen eigen waarnemingen van een de auditu-getuige voldoende steunbewijs opleveren. Waarnemingen van getuigen die niet het kernverwijt (bijvoorbeeld seksuele handelingen) bevestigen, kunnen binnen de context van de gebeurtenissen voldoende zelfstandig onderscheidend zijn om (in combinatie met andere omstandigheden) als steunbewijs te kunnen worden aangemerkt. Het is niet vereist dat het steunbewijs rechtstreeks de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde feit bevestigt.
Verklaring van aangeefster
De aangeefster [naam 1] , geboren [geboortedatum 2] 2006, heeft op 28 september 2022 aangifte gedaan. Haar verklaringen komen in de kern erop neer dat zij tussen haar negende en twaalfde levensjaar meerdere malen is misbruikt door de verdachte. De verdachte heeft meerdere malen seksuele handelingen verricht met aangeefster.
De rechtbank overweegt dat deze verklaring duidelijk en gedetailleerd is. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat aangeefster aan zowel haar moeder als haar tante een consistent verhaal heeft verteld over het misbruik. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster en zal die tot uitgangspunt nemen bij de verdere beoordeling van het bewijs.
Steunbewijs
De rechtbank constateert dat de verklaring van aangeefster op verschillende punten wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De rechtbank ziet dit allereerst in het geluidsfragment dat is opgenomen door de tante van aangeefster, waarvan de verdachte heeft bevestigd dat hij daarin te horen is. In dit fragment heeft de verdachte belangrijke elementen uit de aangifte bevestigd, namelijk het feit dat hij haar lichaam seksueel is binnengedrongen, dat aangeefster negen jaar oud was toen dit gebeurde, dat dit meerdere keren gebeurde en dat dit langere tijd heeft geduurd.
Over dit geluidsfragment heeft de verdachte op zitting verklaard dat hij onder druk is gezet om deze antwoorden te geven en dat dit gesprek onterecht als belastend wordt uitgelegd. De rechtbank acht die verklaring volstrekt ongeloofwaardig. In de geciteerde passages geeft de verdachte informatie die hij zonder wetenschap van het misbruik niet had kunnen geven. Op een aantal punten die zien op de context komen de antwoorden van de verdachte overeen met de aangifte, namelijk de leeftijd van aangeefster, het feit dat aangeefster bleef slapen, het feit dat verdachte spreekt over onveilige seks waarbij ‘het’ niet helemaal erin ging. Bovendien is de verklaring dat hij onder druk werd gezet, op geen enkele manier aannemelijk geworden. De verdachte zou hebben gezegd wat zijn ex-partner graag wilde horen (‘met haar meepraten’) omdat hij weer contact wilde met zijn eigen kinderen, maar de rechtbank ziet niet in hoe het toegeven van kindermisbruik zou kunnen leiden tot meer contact met zijn eigen kinderen. De rechtbank schuift de verklaring van de verdachte dan ook als onaannemelijk terzijde en gebruikt de uitwerking van het geluidsfragment voor het bewijs.
De rechtbank ziet ook in de verklaring van de tante van aangeefster steun voor hetgeen aangeefster heeft verklaard. Uit de getuigenverklaring blijkt dat de tante van aangeefster haar op een avond heeft aangetroffen met verdachte. De getuige kan zich deze avond nog herinneren omdat zij het gek vond dat zij niet wakker was gemaakt vanwege de buikpijn van haar nichtje. Verder verklaart de getuige ook dat zij zich kan herinneren dat aangeefster en de verdachte eenmaal samen naar de schuur zijn gegaan.
De rechtbank ziet verder steunbewijs in de verklaring van de moeder van aangeefster. Aangeefster heeft haar moeder in stappen het hele verhaal verteld en daarbij heeft haar moeder relevante emoties waargenomen. De getuige heeft verklaard dat haar dochter lange tijd gedragsproblemen heeft gehad. Aangeefster heeft haar moeder snikkend en in paniek over dit misbruik verteld. Dit zijn waarnemingen van de getuige die niet zien op het kernverwijt, maar binnen de context van de gebeurtenissen wel als voldoende zelfstandig kunnen worden aangemerkt.
Conclusie
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de pleegperiode moet worden beperkt tot de datum waarop aangeefster 12 jaar werd, namelijk op [geboortedatum 2] 2018.
Ten aanzien van het onder feit 2 primair tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen onvoldoende duidelijk wordt dat de verdachte zich ook na de 12e verjaardag van de aangeefster schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster. De verklaring van aangeefster is hierover niet specifiek. Wel blijkt daaruit dat de verdachte op [datum] 2019, de verjaardag van haar nichtje, aan haar borsten heeft gezeten. Gelet op het feit dat de verklaring van de aangeefster als geheel voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, acht de rechtbank ook deze gebeurtenis wettig en overtuigend bewezen.
Dit leidt ertoe dat de verdachte van het onder 2 primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, en dat het onder 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen wordt verklaard met de pleegdatum [datum] 2019.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op meerdere momenten in de periode van [datum] 2016 tot en met
[geboortedatum 2] 2018te Zoetermeer en/of Amsterdam, met [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 1] , te weten
- het zoenen van die [naam 1] ,
- het betasten van de borsten en/of billen en/of vagina van die [naam 1] ,
- het brengen en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond
van die [naam 1] ,
- het brengen en/of bewegen van zijn tong en/of mond op de vagina van die [naam 1] en/of
- het brengen en/of bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam 1]
;
2
hij op [datum] 2019 in Nederland, met [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, te weten het betasten van de borsten van die [naam 1] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De oplegging van straf en maatregel

6.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren. De officier van justitie heeft daarnaast verzocht om de gevangenhouding te bevelen.
6.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, en het feit dat hij een blanco documentatie heeft. De verdediging heeft verzocht de vordering gevangenneming af te wijzen.
6.4
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zijn veel jongere nichtje jarenlang seksueel misbruikt. Hij is heel vaak met zijn penis in haar vagina gegaan. Dat is een buitengewoon ernstig feit. De verdachte heeft op grove wijze misbruik gemaakt van de kwetsbare en afhankelijk positie van zijn nichtje, die bij hem en haar familie in een veilige omgeving zou moeten verkeren.
De verdachte heeft hiermee ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van aangeefster. De verdachte heeft bij zijn handelen het welzijn van zijn nichtje ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften en een ernstige inbreuk gemaakt op haar ongestoorde (seksuele) ontwikkeling. Jonge slachtoffers van ontucht ondervinden in de regel nog geruime tijd de (psychische) gevolgen van hetgeen hen is aangedaan.
Dat het misbruik ook in dit geval een enorme impact heeft (gehad) op het leven van de aangeefster, is de rechtbank indringend duidelijk geworden door de slachtofferverklaring die zij ter terechtzitting heeft voorgedragen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 21 augustus 2024. Hieruit blijkt dat hij niet eerder voor het plegen van een strafbaar feit is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 21 februari 2024. Hieruit blijkt -samengevat- dat het recidiverisico door de reclassering als laag wordt ingeschat. Door de reclassering wordt de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met een aantal bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, een ambulante behandeling en contactverbod. Er zijn geen verdere rapporten uitgebracht over de verdachte.
Oplegging van een gevangenisstraf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. De aard en ernst van het feit brengen naar het oordeel van de rechtbank mee dat, ook na een lang tijdsverloop sinds het plegen van het feit, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur het uitgangspunt is.
In strafverzwarende zin heeft de rechtbank rekening gehouden met de volgende omstandigheden:
-
de frequentie en lange periode dat het misbruik heeft voortgeduurd: het misbruik vond plaats gedurende bijna drie jaar en herhaalde zich telkens als de verdachte de aangeefster ontmoette, onder meer tijdens de vele logeerpartijen en toen zij samen in één huis woonden;
-
het afdwingen van de geheimhouding: de verdachte heeft tegen de aangeefster gezegd dat dit hun geheim was en dat zij niets aan anderen mocht vertellen;
-
de geraffineerde werkwijze: de verdachte kocht snoep, speelgoed en schoenen voor aangeefster, telkens nadat er iets gebeurd was;
-
het feit dat de verdachte het misbruik heeft voortgezet ondanks signalen van het slachtoffer dat zij het misbruik niet wilde: de aangeefster heeft verschillende keren ‘nee’ gezegd, onder meer toen het pijn deed bij de eerste keer dat hij haar lichaam binnendrong;
-
de wijze van totstandkoming en de instandhouding van de misbruiksituatie: de verdachte heeft de aangeefster porno laten zien en zou haar leren hoe zij moest zoenen en pijpen;
-
de jonge leeftijd van het slachtoffer: het misbruik vond plaats van haar negende tot haar twaalfde levensjaar; de verdachte was ongeveer twintig jaar ouder dan de aangeefster;
-
de vertrouwensrelatie tussen verdachte en slachtoffer: de aangeefster had zich bij haar oom veilig moeten voelen; daarmee is het vertrouwen van de aangeefster ernstig geschonden;
-
de bijzonder schadelijke gevolgen voor het slachtoffer: er was sprake van ontmaagding, een besmettingsrisico, en zelfs een zwangerschapsrisico, omdat de seks plaatsvond zonder condoom;
-
de proceshouding van de verdachte: hoewel de verdachte het misbruik richting zijn eigen partner heeft toegegeven (zie de uitwerking van het audiofragment), heeft hij ter terechtzitting alle beschuldigingen categorisch ontkend en heeft hij een zeer ongeloofwaardige verklaring verzonnen ten aanzien van het audiofragment.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding om daarmee in strafverminderende zin rekening te houden.
Naar het oordeel van de rechtbank komt de ernst van de feiten en de andere omstandigheden waarmee de rechtbank rekening houdt, voldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie geëiste straf en de rechtbank acht deze straf ook passend en geboden. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 5 jaren. Een voorwaardelijk strafdeel is daardoor niet aan de orde.
Vordering tot gevangenneming
De rechtbank zal tot slot, zoals door de officier van justitie is verzocht, de gevangenneming van de verdachte bevelen. Er zijn voldoende ernstige bezwaren en de 12-jaarsgrond doet zich hier voor (feit 1). Dat de rechtsorde geschokt is bleek wel uit de grote belangstelling voor de zaak tijdens de terechtzitting op 3 oktober 2024. Het bevel zal apart worden geminuteerd.
38v-maatregel
De rechtbank ziet, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, aanleiding om op grond van artikel 38v Sr een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, inhoudende een contactverbod met aangeefster voor de duur van 5 jaren. Voor iedere keer dat de verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van één week, met een maximum van 6 maanden.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[naam 1] , bijgestaan door mr. J.N. Rensen, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 155.799,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 20.275,- aan materiële schade en € 135.524,- aan immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 20.275,- aan materiële schade en € 35.524,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens verdachte op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, dan wel dat deze dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de vordering – ten aanzien van de immateriële schade – te matigen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade (nl. de kosten van schoolvertraging), is namens de verdachte in het geheel niet betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde feiten, ter grootte van het gevorderde bedrag.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 20.275,- aan materiële schade.
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden van de onder 1 en 2 (subsidiair) bewezenverklaarde feiten. Uit hetgeen de benadeelde partij hierover heeft aangevoerd is voldoende aannemelijk geworden dat zij als gevolg van deze feiten psychische klachten heeft ontwikkeld en dat dit alles grote gevolgen heeft gehad in haar leven. De rechtbank is van oordeel dat de vordering ten aanzien van de immateriële schade, gelet op toegewezen bedragen in soortgelijke zaken, tot een bedrag van € 35.524,- voldoende onderbouwd en toewijsbaar is.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente ten aanzien van de materiële schade toewijzen met ingang van 1 augustus 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan. Het betreft immers een schadevergoeding voor schoolvertraging in 2024.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente ten aanzien van de immateriële schade toewijzen met ingang van [datum] 2016, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Schadevergoedingsmaatregel
Omdat de verdachte voor de bewezen verklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 55.799, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals vermeld in het dictum, tot de dag van algehele voldoening, ten behoeve van [naam 1] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 244 en 247 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (VIJF) JAREN;
beveelt de gevangenneming van de verdachte (apart geminuteerd);
legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van 5 (vijf) jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2006 te [geboorteplaats 2] ;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
de vordering van de benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 1] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 55.799,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 20.275,- vanaf 1 augustus 2024 en met de wettelijke rente over € 35.524,- vanaf [datum] 2016, beide tot de dag van algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 55.799,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 20.275,- vanaf 1 augustus 2024 en de wettelijke rente over € 35.524,- vanaf [datum] 2016, beide tot de dag van algehele voldoening, ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 287 dagen; het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.M. Guljé, voorzitter,
mr. B.A. Sturm, rechter,
mr. K.O. Hamelink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. van Egmond, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 oktober 2024.