In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een faciliterend visum door de minister van Buitenlandse Zaken. De aanvraag werd afgewezen op 3 mei 2024, waarna eiser bezwaar maakte. De rechtbank behandelt de ontvankelijkheid van het beroep, aangezien de minister inmiddels het bezwaar gegrond heeft verklaard en het visum heeft verleend. Eiser stelt dat de minister te laat heeft beslist, wat heeft geleid tot schade door het omboeken van zijn vlucht. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de minister aan het bezwaar tegemoet is gekomen. De rechtbank wijst erop dat de prematuur ingediende ingebrekestelling geen recht geeft op proceskostenvergoeding, omdat de wettelijke beslistermijn op het moment van de ingebrekestelling nog niet was verstreken. De rechtbank benadrukt dat de minister de tijd heeft om een degelijke beoordeling te maken van het bezwaar, en dat de ingebrekestelling dus niet geldig was. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.