ECLI:NL:RBDHA:2024:16836

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.30753
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die onder de Vreemdelingenwet 2000 valt. De minister van Asiel en Migratie had op 16 mei 2024 de maatregel van bewaring opgelegd aan eiser, welke maatregel voortduurt. De rechtbank heeft eerder, op 30 mei 2024, de rechtmatigheid van deze maatregel getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van het onderzoek in die zaak rechtmatig was.

De rechtbank heeft geconstateerd dat er een lange termijn is verstreken zonder dat eiser beroep heeft ingesteld tegen het voortduren van de maatregel. Op basis van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 heeft de rechtbank ambtshalve de rechtmatigheid van de maatregel getoetst. De minister heeft de rechtbank op de hoogte gesteld van de voortduring van de maatregel en een voortgangsrapportage overgelegd, welke kennisgeving door de rechtbank gelijkgesteld werd met een door eiser ingesteld beroep. Eiser heeft echter geen gronden aangevoerd tegen de maatregel binnen de gestelde termijn.

De rechtbank heeft het vooronderzoek op 8 augustus 2024 gesloten en besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was. Na ambtshalve toetsing heeft de rechtbank geconcludeerd dat de maatregel van bewaring nog steeds rechtmatig is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, en deze uitspraak is openbaar gemaakt op 13 augustus 2024. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.30753
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. P.E.J.M. Bartels),

en

de minister van Asiel en Migratie1.

Procesverloop

De minister heeft op 16 mei 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 30 mei 2024 (in de zaak NL24.21226) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt rechtmatig was.
Deze maatregel duurt nog voort. Inmiddels is een lange termijn verstreken zonder dat door of namens eiser beroep is ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 (ECLI:EU:C:2022:858) toetst de rechtbank nu ambtshalve of deze maatregel nog voldoet aan de eisen die daaraan door het Unierecht worden gesteld.
De minister heeft de rechtbank door middel van een kennisgeving van de voortduring van de maatregel in kennis gesteld en een voortgangsrapportage overgelegd. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep. Eiser heeft hierop binnen de daarvoor gestelde termijn geen reactie gegeven.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 8 augustus 2024 gesloten en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.
1 Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.

Overwegingen

De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van eiser binnen de gestelde termijn geen gronden heeft aangevoerd tegen de maatregel van bewaring. Voor zover de rechtbank de rechtmatigheid van de maatregel ambtshalve moet toetsen, is de rechtbank niet gebleken dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring ten aanzien van eiser in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet (langer) gerechtvaardigd is.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de voortduring van de maatregel van bewaring van eiser nog steeds rechtmatig is. Hieruit vloeit voort dat er geen aanleiding is om een proceskostenveroordeling toe te kennen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 augustus 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.