ECLI:NL:RBDHA:2024:16824

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.30316
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door te vroege ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiser op 1 augustus 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 19 april 2023 was ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser had op 19 april 2023 een asielaanvraag ingediend, waarvoor de wettelijke beslistermijn van zes maanden op 19 oktober 2023 zou eindigen. Echter, door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 is de beslistermijn met negen maanden verlengd, waardoor deze pas op 19 juli 2024 eindigde. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig was, en dat op het moment van de ingebrekestelling op 17 juli 2024 de beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor was de ingebrekestelling te vroeg ingediend, wat leidt tot de conclusie dat het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.30316

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. O. Sarac),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Eiser heeft op 1 augustus 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 19 april 2023.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eiser heeft op 19 april 2023 een asielaanvraag ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in geval van eiser op 19 oktober 2023 eindigen. Verweerder heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 [1] de beslistermijn verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiser pas op 19 juli 2024 is geëindigd. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 19 april 2024 [2] geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. [3] De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. Deze verlenging is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat op het moment van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling van 17 juli 2024 te vroeg is ingediend. Daarom is het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 9 oktober 2024 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Besluit van 26 januari 2023, nummer WBV 2023/3, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2023 nr. 3235.
3.Vreemdelingenwet 2000.