ECLI:NL:RBDHA:2024:16799
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- A.W.C.M. van Emmerik
- V. Vegter
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing asielaanvraag en oplegging terugkeerbesluit en inreisverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag van een verzoeker van Colombiaanse nationaliteit. De minister van Asiel en Migratie had op 7 september 2024 besloten om de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd af te wijzen, waarbij tevens een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van tien jaar aan de verzoeker waren opgelegd. De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 oktober 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van de verzoeker als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de minister onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat het persoonlijke gedrag van de verzoeker een actuele bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Er is geen kenbare beoordeling gemaakt van het persoonlijk gedrag van de verzoeker, waarbij de aard en ernst van het strafbare feit en de actualiteit van zijn gedrag niet zijn meegenomen. Bovendien heeft de minister niet voldoende gemotiveerd dat het inreisverbod niet in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Vanwege deze motiveringsgebreken heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, waardoor de voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en de minister veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 875,00.