ECLI:NL:RBDHA:2024:16799

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.35847
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing asielaanvraag en oplegging terugkeerbesluit en inreisverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag van een verzoeker van Colombiaanse nationaliteit. De minister van Asiel en Migratie had op 7 september 2024 besloten om de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd af te wijzen, waarbij tevens een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van tien jaar aan de verzoeker waren opgelegd. De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 oktober 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van de verzoeker als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de minister onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat het persoonlijke gedrag van de verzoeker een actuele bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Er is geen kenbare beoordeling gemaakt van het persoonlijk gedrag van de verzoeker, waarbij de aard en ernst van het strafbare feit en de actualiteit van zijn gedrag niet zijn meegenomen. Bovendien heeft de minister niet voldoende gemotiveerd dat het inreisverbod niet in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Vanwege deze motiveringsgebreken heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, waardoor de voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en de minister veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 875,00.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.35847

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

geboren op [geboortedag] ,
van Colombiaanse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister
(gemachtigde: A.A. Wildeboer).

Procesverloop

Bij besluit van 7 september 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarbij is aan verzoeker een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van tien jaar opgelegd.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het beroep is geregistreerd onder zaaknummer NL24.35846.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek samen met het beroep op 2 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep en het beroep gegrond verklaard. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Gelet op de uitkomst van de beroepsprocedure veroordeelt de voorzieningenrechter de minister in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 875,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt de minister in het proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.