ECLI:NL:RBDHA:2024:16794

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.31390 en NL24.31391
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overdrachtsbesluit Slovenië en asielaanvraag van eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een overdrachtsbesluit van de Minister van Asiel en Migratie. Eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben, was eerder in Nederland gedetineerd en had in augustus 2020 asiel aangevraagd. Echter, zijn asielaanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Slovenië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van zijn aanvraag. Op 6 augustus 2024 heeft de Minister besloten om eiser over te dragen aan de autoriteiten van Slovenië. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 26 september 2024.

Eiser betoogde dat hij ten onrechte niet gehoord was voorafgaand aan het overdrachtsbesluit en dat het besluit in strijd was met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Hij stelde dat hij asiel wilde aanvragen, maar de rechtbank oordeelde dat hij op het moment van het besluit geen asielaanvraag had ingediend. De rechtbank hield de door verweerder geregistreerde aanvraagdatum van 9 augustus 2024 aan, wat betekende dat de Minister niet hoefde te toetsen of de overdracht in strijd was met de genoemde artikelen.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en verklaarde het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, aangezien er inmiddels uitspraak was gedaan in het beroep. Eiser had ook verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank werd toegewezen, maar hij kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier mr. M.C. Bakker.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.31390 en NL24.31391
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. H. Drenth),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Herlaar).

Procesverloop

Bij besluit van 6 augustus 2024 heeft verweerder bepaald dat eiser aan de autoriteiten van Slovenië zal worden overgedragen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn daarbij, met mededeling vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1995. Eiser heeft eerder in augustus 2020 asiel aangevraagd. Zijn asielaanvraag is toen niet in behandeling genomen omdat is vastgesteld dat Slovenië verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers aanvraag. Dit besluit staat in rechte vast. Op 28 juli 2024 is eiser in Nederland aangehouden als verdachte van een overtreding van het Wetboek van Strafrecht en vervolgens gedetineerd. Verweerder heeft de autoriteiten van Slovenië gevraagd om eiser terug te nemen en zij zijn hiermee akkoord gegaan. Daarop heeft verweerder het besluit genomen om eiser over te dragen aan Slovenië.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser stelt allereerst dat hij ten onrechte niet gehoord is door verweerder
voorafgaand aan het nemen van het overdrachtsbesluit. Het besluit is daarom onzorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende gemotiveerd. Daarnaast is het besluit in strijd met artikel 3 van het EVRM [1] en artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest). Eiser wenste namelijk asiel aan te vragen. Bij het verhoor bij de politie op 29 juli 2024 heeft eiser al aangegeven asiel te willen aanvragen. De asielwens van eiser is doorgeleid naar de AVIM [2] op 9 augustus 2024. Tot slot is overdracht van eiser feitelijk en juridisch niet uitvoerbaar en niet haalbaar omdat eiser in de gevangenis zit.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De hoogste bestuursrechter heeft in een uitspraak van 5 maart 2015 [3] geoordeeld dat
een overdrachtsbesluit, wanneer iemand geen asielverzoek in Nederland heeft ingediend, slechts een kennisgeving is aan diegene dat hij wordt overgedragen aan de verantwoordelijke lidstaat. Verweerder hoeft daarbij niet te toetsen of de overdracht in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. Wanneer iemand vreest bij overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat in een situatie te komen die strijdig is met deze artikelen, kan hij een asielaanvraag indienen om dat in die procedure te laten beoordelen.
3.1.
Hoewel eiser stelt dat hij op 29 juli 2024 al heeft aangegeven asiel te willen aanvragen, is dit niet met stukken onderbouwd. De rechtbank houdt daarom de door verweerder geregistreerde aanvraagdatum 9 augustus 2024 aan. Dit betekent dat eiser op het moment van het nemen van het overdrachtsbesluit op 6 augustus 2024 geen asielaanvraag had ingediend en verweerder daarom niet hoefde te toetsen of eisers overdracht in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. Verweerder heeft eiser daarom ook niet hoeven horen over zijn bezwaren tegen de overdracht. Dat eiser momenteel in strafdetentie zit, is een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel dat niet afdoet aan de rechtmatigheid van het besluit.
3.2.
Eiser heeft inmiddels zijn asielaanvraag ingetrokken en aangegeven terug te willen keren naar Algerije. Verweerder heeft op zitting aangegeven dat geprobeerd wordt om eiser over te dragen naar Algerije. Mocht dit niet lukken, dan wordt eiser overgedragen aan Slovenië.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond.
5. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-
ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en niet langer sprake is van connexiteit. [4]
6. Eiser heeft vrijstelling verzocht van het griffierecht. De rechtbank wijst dit toe.
Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
3.Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:788.
4.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.